Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/317

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Met deze kennis verrijkt, zal het gedrag van Bisschop Philips tegenover Paul den lezer niet meer vreemd schijnen, noch ook zijne hoop om door den hervonden zoon eenen verbroken vriend. schapsband weder aan te knoopen; maar staatsbelang en wraakzucht hadden een dubbel schild geslagen om het hart van den verouderden Vorst Karel van Egmond, de wanhopige avonturier, was, na jaren van onverpoosden strijd, gevestigd Hertog van Gelder geworden; hij had aan dien strijd de beste krachten van zijnen mannelijken leeftijd gegeven en de fijnste bloem van geest en gemoed, en nu hij zich gevaarlijk nabuur wist, nu de Bisschop van Utrecht, de zoon van Bourgondië de broeder van Maria, als aan zijne voeten lag, nu hij zijne wraak wist in handen te hebben, nu was de stem van het bloed niet zoo luid als die van de eerzucht, en het lang gedroomde genot der vergelding; ook schreef hij koel aan den Bisschop terug: »Hang den jongen of worg hem, naar uw welbehagen; hij is meer van uw bloed, dan van het mijne; om de min van zijn leven, wijk ik geene handbreed van Overstichtschen grond, en zijne vrijheid koop ik met geenen vrede, die u beter voegen zou dan mij.” Toen wist Philips, dat er geen zoen te treffen zou zijn, en hij beschouwde den jongen neef als overgelaten aan hem alleen. Op zijne wijze, en uit zijn oogpunt gezien, deelde hij dezen het geheim zijner geboorte mede, maar gaf hem te kennen, dat hij, als zoon van zijnen vijand, van den vijand des Keizers, gevangen moest blijven, totdat deze krijg zou geëindigd zijn.

Paul wist nu, dat hij wees was, ofschoon in het bezit van beiden zijne ouders; dat hij geene rechten op hen had dan die van haat en toorn, en dat beiden hem verstoot en hadden. De poging des Hertogs om zijne vlucht uit Vreeland te bevorderen, was echter eene duidelijke tegenspraak van zijne onverschilligheid en koelheid omtrent dien zoon. Daarvoor ook dankte hem Paul in zijn hart, en vroolijker gedacht hij nu eenen vader in zijn gebed, welken weer te zien hij toch hopen kon noch wenschen: want was hij niet nog bij dit alles een verklaarde vijand van zijn geloof!