Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/373

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vrouwenklooster van de Benedictijner orde. Eene huivering rilde haar door de leden: zou Aernoud willens zijn haar een klooster tot kerker te geven? maar, neen! dat was een kinderachtige inval, dacht zij, zich herstellende; wat gaf hem macht over haar, de vrije leenvrouw van Lauernesse, meesteres van zich zelve! hier noch elders zou iemand het recht hebben haar tot eenige daad te dwingen; daarenboven de abdis, Ada van Drakenburg, moest haar kennen; met eene harer oudmoeien, die Stiftdame was geweest, had ze wel eens het klooster bezocht, en deze goede, eerwaardige vrouw zou geene daad van geweld tegen haar ondersteunen nog bevorderen, zoo het mogelijk kon zijn, dat een man als Bakelsze, die had uitgedacht. Zij wilde er ten minste het eind van zien, vóór zij zich verzette; ook steeg zij af met zooveel kalmte in de houding, als zij slechts wist bijéén te rapen, en volgde zonder ééne vraag of aanmerking, toen hun de kloosterpoort was geopend, nadat Bakelsze zich had genoemd. Ongetwijfeld moest men hen gewacht hebben, want ze werden niet in de spreekkamer geleid; maar eene leekezuster ging hen voor naar een dier vertrekken, afgescheiden van de bewoonde cellen, waar men somtijds vrouwelijke gasten huisvestte, eene gastvrijheid, die, bij de volstrekte ongeschiktheid der herbergen, voor edele en eerbare vrouwen, die reizen moesten, ten goede kwam. Hoewel meer tot gemak ingericht, dan de verblijven der zusters, getuigden ze echter nog van kloosterlijke eenvoudigheid, en dat, hetwelk men Ottelijne en Aernoud binnenleidde, maakte geene uitzondering op dezen regel. De leekezuster zette hare koperen lamp op de tafel en liet hen alleen.

Ottelijne alléén met Aernoud, na eene scheiding als de hunne! De Jonkvrouw van Lauernesse, de dochter, de heldin van het Lutheranisme, samen met den nieuwen Spaanschen Hidalgo, met den medegenoot der Inquisiteuren, met den vriend der Dominikanen, samen in eene kloostercel!

De jonge vrouw wierp zich neder op eene zitbank met tapijtwerk bekleed, de éénige, die hier gevonden werd. Zij deed het, onder voorwendsel van vermoeidheid, maar eigenlijk om het trillen harer leden te verbergen; want dit samenzijn be-