Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/375

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

op den schat zijner teêrheid; maar de verholen mijn in zijn hart had dien altijd gedragen, zij had die volstrekt ongedeeld bezeten, zelfs toen hij haar verloren gaf; geene schoonere, geene hoogere, geene, die door sprekender hartstocht den zijnen had gezocht, had ooit slechts den vluchtigsten indruk gemaakt op dit hart, genaakbaar alleen voor eene enkele; geene sterveling, dan alleen deze vrouw, mocht het weten, dat Aernoud Bakelsze week kon zijn als de fijnstgevoelende van zijn geslacht; en nu hij haar weder zag, de éénige, die hij liefhad, weêr volgzaam aan zijne stem en weer meegevende aan zijnen wil; nu hare redding haar als op nieuw tot de zijne maakte; nu een snel uitgedacht ontwerp hem de mogelijkheid voorspiegelde van haar terug te winnen; nu gaf de angst, haar zeker te verliezen, hem meer schroom en diepgaande onrust; nu vermeesterde eene onuitsprekelijke verteedering zijne opgedrongene koelheid, en zijn uiterlijk verried onwillekeurig, hoe zijn gevoel éénmaal zegepraalde over zijnen wil, totdat de laatste de ingevingen moest volgen van het eerste; want toen Ottelijne, onder tranen zoeter dan sinds lang haar glimlach, met bevende lippen en nauwelijks hoorbare stem had geantwoord: »Is die vraag noodig, Aernoud?” vervolgde hij met nog meer weemoedige zachtheid:

»Ja, zij is mij noodig, voor wat ik verder te spreken heb, sinds ik zelfs met al te rouwe onzinnigheid afstand deed van liefdesrechten, en u oorzaak gaf tot haat; daarom moest ik zekerheid hebben, dat gij nog weder hooren wilt, als eene die lief heeft, met lankmoedigheid, met goelijk geduld, een rouw woord vergevende, om des doels wille en zonder tegensprekinge, die de rede bemoeielijkt; want ik heb veel te zeggen: wilt gij zóó luisteren, Jonkvrouw?”

Zij boog zich alleen toestemmend, aandoening en verwondering beide boeiden haar de tong.

Toen vervolgde hij, altijd op dien toon van overlegde bezadigdheid, die telkens eene overwinning moest zijn op zijn karakter en op zijne gevoelens:

»Ik had ongelijk, Ottelijne! toen ik, norsch en gram, met gulgauwe rondheid van woord en daad, mij losscheurde van u, die