Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/404

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vreeze en bangen twijfel. Wij herinneren ons van haar, dat de eerste lentedagen haars huwelijks de zonnewarmte der onvergalde vreugde niet hadden gekend; van het sterfbed eener moeder, uit het midden van eenen bloedigen verwantentwist in ijlende haast weggevlucht aan de hand van eenen bruidegom, met niet minder overhaasting heengevoerd naar het altaar, was haar voor het eerste niet de weemoedige troost van den rouw, noch voor het laatste de pralende triomf der feestvreugde gegund, Dat had haar wee gedaan, zij had zich misdeeld gevoeld, en het had de zorgvolle teederheid van Laurens, de verwisseling van plaats, de nieuwe sierlijk ingerichte woning te Amsterdam ende voorkomende vriendschap des ouden Ooms noodig gehad om die duistere wolken van treurigheid en ontevredenheid te verdrijven. Maar het waren niet de eenigen, die den Hemel van hun huiselijk geluk zouden benevelen. Zij leefden niet in eenen tijd, waarin wederzijdsche achting en liefde, wederzijdsche plichtsbetrachting en inschikkelijkheid, liefde tot orde en liefde tot vrede, genoeg waren om dat te verzekeren. Aafke was een geheel ander wezen, dan hare zuster Johanna. Volgzaam en geleidelijk had zij van hare eerste jeugd af de godsdienstplichten van het oude geloof betracht met vrome nauwgezetheid, zonder er veel over na te denken. Zij geloofde en zij trachtte haar leven te richten naar dat geloof. Wat had ze beters noodig, de kinderlijk gestemde; de weinig ontwikkelde die hoogere geestelijke behoeften gevoelde noch begreep. Zij eerde haren biechtvader; zij vond de kerkplechtigheden stichtelijk; de statelijk getooide Dom, dien ze op hoogtijden betrad; de flikkerende waskaarsen, talrijk, gekleurd, met bloemkransen getooid, op zilveren en gulden kandelaren; de geuren van den wierook, de streelende tonen van orgel- en feestgezang; de breede rij van Kanunniken in hun achtbaar koorgewaad; de hoogheerlijke kleederpracht van den Bisschop, wiens tegenwoordigheid, als die van den zichtbaren Hoogepriester, nooit naliet haar met bevend ontzag te vervullen; de goede Heiligen, met hunne wonderen en reliquiën; de vroolijke kerkmissen met hare feestvuren en gewoel: al dat eigendommelijk poëtische van het Katholicisme en van het Katholicisme in eene