Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/423

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ther zou door het zwaard vergaan, die Christenheid ter eere: de bijl had lang genoeg aan den boom gelegen, het werd dus tijd haar op te nemen.” En Aernoud zweeg daarmede, zelf overtuigd en hopende, dat zijn toehoorder het ook zoude zijn; maar deze antwoordde ernstig en vermanend: »En toch wee de hand, die de bijl opnemen zal. Het is zekerlijk schade in eigen borst te houwen!” En met die waarschuwing verliet hij den onwrikbaren ijveraar.

Spoedig daarop verliet deze Utrecht… zoo hij geweten had, welk gevaar dáár het éénige wezen dreigde, dat hij uitsloot van zijnen algemeenen verdelgingswensch, hij ware niet van dáár gegaan, zonder ten minste haar nog eens de hand te reiken ter hulpe. Met eene verrassing, die veel had van schrik, ontving Donna Teresia, welke Ottelijne in verdacht gezelschap te Woerden waande van deze bericht uit het klooster van Oudwijk. Zou de Jonkvrouw dit gewijd verblijf hebben gekozen met inzichten van reiniging en bekeering? Zij begon het te vreezen; want waarlijk, die bekeering lag niet in haar plan. Daarvoor had ze niet, zoolang alle tergingen geduld, alle ergernissen gedragen, daarvoor niet haren zoon Enriquez lijdzaam zien meêtrekken naar Woerden op zijnen eigenen wensch, met vergunning van Ottelijne. Dat was der moeder eene doodelijke grief geweest, en toch, zij had die zonder uitbarsting geduld; eene veile hartstocht was sterker dan hare moederliefde; hebzucht overwon gewetensbezwaar en ouderzorg. En ze zag hoe de ure naderde, waarop zij dien hartstocht voldoening kon geven; zoo de vrouw van Lauernesse volhardde in haren opstand tegen de Kerk. Met ongeveinsde vreugde verwelkomde zij dus hare nicht, toen deze op het Huis terugkeerde, wel neerslachtig en gebogen, maar toch zonder woord of daad, die van eene veranderde gezindheid getuigde. Der Donna’s blijdschap grondde zich op deze berekening: Ottelijne zou ongehuwd sterven. Enriquez was haar lieveling, haar neef, en Enriquez zou deel hebben in haar testament. Maar Ottelijne was nog zeer jong, en de oom en der Jonkvrouw hadden kinderen, die haar nader stonden. Zijn aandeel in haar vermogen kon dus niet groot zijn, en Teresia zelve zeer waarschijnlijk geen genot hebben van die bezitting, zoo alles op ge-