Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/468

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

deze Landen; ik ben geordende noch klerk; ik ben afhankelijk van niemand, dan van mijn Heere voornoemd, en geene verlokkinge noch ranke zal mij omzetten de perken te buiten te gaan, die hij mij gesteld heeft.”

»Neen, trotsche Jonkman! gij zijt afhangeling van ons, slaaf, zoo het zijn moet. Heer van Viterbo! verneem dan op ééns de volle waarheid tot uwe beschaming; zonder den steun der Orde, waart gij in Spanje reeds gevallen; het oog van den Keizer is door haar geleid, dat niet op u gezien zoude hebben, en zoo zij u zinken laat, hier of daar, zijt gij verloren, vernietigd, als een, die nooit heeft bestaan! En wilt gij een bewijs zien? zóó zeker zijt gij door ons wat gij zijt.” Hij trok schielijk eene rol perkament uit zijne borst te voorschijn, en liet er Bakelsze even den blik op werpen.

Toen zonk de jongeling als vernietigd ineen. — »Christus; mijn God’ en ik was vrij burger van Utrecht! — Voor Priesters heb ik geknield! monnikenslaaf kan ik niet zijn!”

Dat was de laatste kreet van een vrij man, van Aernoud Bakelsze, als zelfstandig wezen! want toen de monnik met het gloeiend oog en de zachte holle stem tot hem sprak: »dat woord kon u rouwen, zoo men het verstaan wilde,” vroeg Aernoud schuwen met iets in den blik, dat geen gewapend vijand er ooit in gelezen had: »heb ik gezondigd tegen de Kerk?” Het was smartelijk te aanschouwen, hoe die kleine verschrompelde monnik spelen durfde met den stouten, trotschen man, met dien Aernoud, dien wij zoo hoog gekend hebben en zoo fier onder zijne meerderen. Het was smartelijk te aanschouwen, wat er van Aernoud Bakelsze was geworden in de hand van dien Dominikaan!

Toen kruiste de Dominikaan de armen over de borst. »Met het woord vrijheid begint de ketterij,” zeide hij, hem streng aanziende. En de Heer van Viterbo lag geknield voor hem. »In Nomine Dei te absolvo!” vervolgde hij, terwijl hij een oogenblik zegepralend op hem zag; daarna richtte hij hem op. »Neen, mijn zoon; zij zal u niet laten zinken, onze Orde. Zij heeft nog geenen wil, strijdig met dien des Keizers. Zij wil u niet hinderen, als vrijmachtig persoon te handelen; zij wil niet