Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/469

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

beperken noch binden, dien zij eenen zoo ijverigen dienaar kent; zij wilde alleen weten, of zij op u rekenen kan; maar toch, een vrijwillig teeken van hulde en boete zal niet te veel zijn.

»Gij moet uw deel hebben aan het werk van morgen. Eene enkele houtmijt zal opruien en niets vromen tot verschrikking. Nog andere gevangenen zitten nevens den schendigen priester, die den vuurdood waard zijn. Een monnik, Bernardus, Willem van Utrecht.”

»Van Utrecht,” herhaalde Aernoud werktuigelijk.

»En een zekere Gnapheus, een gevaarlijke ketter, om zijne gematigdheidswege en om zijne geletterdheid, waar hij de pen meê rept tegen het Heilige; die de jeugd van deze stad ’s Hage had moeten stichten, en die haar in het verraad voorgaat. Uit Delft ontvlucht, is hij den Bisschoppelijken in handen gevallen, in de onze geleverd en nu gekerkerd met dubbel recht. Het voorstel om hen in der ijl te verwijzen, heeft in de vóórlaatste zitting zwakken bijval gevonden door de flauwhartigheid der rechters; maar zoo gij het steunt en doordrijft, zal het voor het naast morgen lukken.”

»Aan mij zal het niet liggen; maar gij hebt mij afgehouden dit door te zien,” en hij greep naar de processtukken... doch de hand van den Dominikaan hield zijnen arm terug. »Dit nog niet…… Mr. Lovering’s gezegde was geen ijdel woord, toen hij u waarschuwde tegen iets bitters — verwanten van u zijn er in gemengd, en ken eerst u zelven wel of er ook namen zijn, die te luid weêrklinken kunnen in uwe ziel.”

»Vraag de verbrijzelde schaal van kristallijn, of zij nog klank geeft; alles is daar binnen wel zeker levenloos,” en hij wees op zijn hart.

»Toch kent men u zwakheden toe voor wie gij lief hebt; of was het sterkte, dat gij de kettersche Jonkvrouw zocht te behouden, terwijl gij al de andere Sectarissen aan de verdiende straf meendet over te geven?”

Wild sprong Aernoud op, en den blik, waarmede hij den Pater de vermagerde en uitgebleekte hand, die toch nog zoo krachtvol was, op den schouder drukte, deed diens vaal geel gelaat tot de lijkkleur besterven.