Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/55

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

waar men natuurschoon had mogen eischen. Jammer ook, dat dezelfde modewet dat goudblonde haar weerhield in natuurlijke lokken te krullen; gelukkig dat ze niet gansch omsluierd waren, en nog twee breede vlechten, van achteren door een haarnaald opgenomen, ontsnappen mochten aan den dwang van het hoofdhulsel, dat met geslepen barnsteenen, die nog altijd als haar sieraden het meest in gunst stonden, tot verkwisting toe was bezet. Moet ik nog spreken van scharlaken kousen en de fluweelen schoenen, met strooipaarlen bestikt, die wel nooit fijner voetjes omgeven konden, opdat ge u Ottelijne zoudt voorstellen zooals ze daar stond naast haren Aernoud! En dan, hoe bevallig die scherpe verscheidenheid in het voorkomen van dit paar! Aernoud’s geheele uiterlijk teekende hooghartigheid en moed, vastheid en ongetemperde scherpheid, iets van den adelaar en iets van den havik! Ottelijne was de duive, de zachte duive, die het heldere oog met vertrouwen en ootmoed naar hem opsloeg. Men kon het gissen, dat zijn wil onverzettelijk moest wezen, als de fiere onbewegelijkheid zijner trekken; dat een glimlach hunnen straffen ernst slechts moeizaam zou verzachten; dat de smart die zwarte oogen zoude doen bliksemen, maar niet schreien, en dat het noodlot die gestalte verbrijzelen konde, maar niet doen buigen. Met éénen opslag herkende men in hem eenen dier mannen, die aantrekken door een zonderling overwicht op de vrouwelijke verbeeldingskracht; die de schoonheid niet noodig hebben, om te bevallen; die de liefde meer afeischen dan afsmeeken; maar die, in vergelding daarvan, eene liefde teruggeven, diep en ernstig als hunne ziel, hartstochtelijk en verheven als hun karakter. Zij, daarentegen, was geheel de vrouwelijke vrouw; de buigzame, teedere, die men doodt met eenen blik; die hare laatste levensvonk wil geven voor eenen glimlach; die liever offer wil zijn dan godin; die afstand heeft gedaan van zich zelve, om slechts te zijn in een’ ander: en toch lag. er ook vastheid in haren blik ook kalme fierheid op haar voorhoofd; maar het was de vastheid der onwankelbare trouwen de fierheid harer zelfbewuste vrouwenwaarde. En juist om haren mond en in de groefjes van hare wangen speelde de gulle glimlach van scherts en blijmoedig-