Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/99

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

bewondering, die hen de ademhaling als terug deed houden; nu zwegen zij van heimelijk ontzag. Ze waren allen diep bewogen, en toen hij ten laatste eindigde met de persoonsbeschrijving van Luther; toen hij dit deed op zijne wijze — toen stonden zij allen voor hem als van heilige huivering bevangen; toen was het hun als bij Job; »een geest zweefde voorbij mij.” Ook zij hadden eenen geest gezien: het was de geest van hunne eeuw, die langs hen was heengegaan!

Toen waren daar ook, die zich ergerden. Wij zouden Pater Luciaan onrecht doelt, zoo wij hem hier niet het allereerst noemden. Meer dan éénmaal had de verontwaardiging hem den mond geopend; want hoewel hij den zin van Paul’s woorden niet geheel begreep, was het hem toch meer dan duidelijk, dat hier de verafschuwde Luther bedoeld en verdedigd werd; maar zoo vaak hij de lippen bewoog.. om den spreker in de rede te vallen, zoo vaak ook werden hem die door zijne beide naburen met kracht weder dichtgedrukt. En zoodra hij eene beweging voorwaarts deed, om naderbij te komen en den vermetelen redenaar, door de overtuiging der kracht, het zwijgen op te leggen, vond hij zich altijd belemmerd door vier uitstekende armen en door zijnen eigenen wankelenden voet.

Donna Teresia komt na hem de eer der ergernis toe. Zij had zoo heel gaarne de zaal verlaten: al wat zij dáár hooren moest kon schade zijn en groot nadeel voor hare ziel, maar ook de zaal te verlaten, was zoo goed als de voorwerpen harer angstige waakzaamheid ten buit te geven aan de hebzucht van wie er naar grijpen wijde. En zij vermeende, de kleine, onzienlijke schade aan hare ziel liever te moeten lijden, dan de groote zichtbare, het verlies van het zilverwerk. Zij bleef de wacht houden bij de credentie-tafel, het gelaat afgewend van den verleider; en aan de menigte der kralen, die zij terugschoof van haren rozenkrans, was het te zien, dat ze ijverig bad. Terwijl de moeder zich zoo verpijnde om niet te hooren, luisterde de zoon met eene inspanning, die hem alles deed vergeten, ook zelfs den eersten afschrik voor den ketter, ook zelfs, dat de ernstige spreker, daar tegenover hem, dezelfde zachte, nederige jongeling was, die hem vriend en broeder had genoemd; die zich als verbloemd had