Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/196

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

met minachting »een jongenspak" noemde, maar dat bijzonder geschikt was om mij tot allerlei lichaamsoefeningen in staat te stellen. Toen ik even loopen kon, kreeg ik al een meester in de gymnastiek; ik werd gehard tegen hitte en koude als een jonge Spartaan; Rolf werd gelast mij de excercities te leeren toen ik pas een kindergeweer kon dragen. Hij verzuimde evenmin mij les in het schermen te geven, en het ontbrak mij niet aan gelegenheid om mij in die nobele kunst te oefenen, daar alle jonge officieren die bij ons aan huis kwamen er pleizier in vonden, of dat uit complaisance voor papa voorwendden, om zich met mij te meten. Eene wezenlijke of eene gewaande triomf over hen werd mij door Sir John op het schitterendst beloond. Ik mocht ieder. mijner invallen botvieren, als het maar wilde, brutale, jongensachtige caprices waren. Ik weet niet wanneer men begonnen is mij den bijnaam van den »kleinen majoor" te geven, noch zelfs waarom; ik onderstel dat het Rolf is geweest die dit heeft bedacht, om mij bewijs te geven van zijne diepe vereering en tegelijk om mij te onderscheiden van grootpapa, die toen tot den rang van majoor was geklommen; maar ik weet wel dat papa smaak vond in die benaming en niet naliet haar telkens te gebruiken, en ik herinner mij nog zeer goed, hoe ik verbaasd stond toen een officier, denkelijk een new come, mij als freule Francis aansprak. Ik weet wel, dat ik het heel kwalijk opnam en een Engelschen vloek uitstiet van ergernis, dien ik Sir John meermalen had hooren bezigen. Ik weet ook, dat papa mij toen van den grond tilde en mij al lachende kuste. Het was de eerste maal dat hij mij op die wijze zijne vaderlijke teederheid toonde. Was het mijne schuld dat ik dat grove woord een mooi woord achtte en niet naliet er meer van dien aard te baat te nemen als ik mijn zin wilde hebben of eenige kracht wilde leggen in mijne uitdrukking. Er werd altijd over gelachen, ik werd er voor gekust en toegejuicht… hoe had het anders kunnen zijn!"

»’t Is zelfs te verwonderen dat de kwade gewoonte er u niet van bijgebleven is."

»Lang genoeg, om u de waarheid te zeggen; en nog ben ik niet zoo heel zeker dat niet in drift… Toch moet ik Nurse de eer geven, dat zij er op hare wijze tegen reageerde door te vertellen, dat vloeken zonde is; want zoodra ik eenigszins de portée van dat woord vatten kon, had zij mij daartegen een heil-