Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/214

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

minachting voortkwam, maar wel uit zekere meewarigheid. Hij was aangegrepen door mededoogen met het jonge meisje, dat men uit hare natuurlijke sfeer had gerukt, dat men had misvormd en verwrongen tot iets dat zij niet had moeten zijn en dat zich misplaatst voelde juist daar waar zij behoorde. Op zekeren dag dat ik in ’t salon aan de piano zat, eigenlijk maar om wat te tokkelen, terwijl de heeren in de suite voor den haard stonden te rooken, hoorde ik Mylord tot sir John zeggen:

»Waarom ziet gij geen menschen? Waarom gaat gij niet met Francis uit; zij heeft den leeftijd?"

»Zoo wat, maar zij is nog te wild en te brusk!"

»Ik ziet niet dat zij wild en brusk is; zij is alleen linksch en beschroomd, als eene die zich niet weet te houden; ’t is of ze nooit in goed gezelschap heeft verkeerd."

»Zoo is het; op de kostschool is zij om hare woestheid verjaagd, en… zooals zij nu is, durft men haar niet presenteeren."

»Nonsense! als gij dus met haar voortgaat, zal zij altijd even stijf en verlegen blijven. Juist als zij onder de menschen komt zal zij dat alles afleggen. Zij heeft geest en gevatheid, dat heb ik al opgemerkt. Zij zal heel spoedig in de wereld thuis zijn." »Daarbij, de zoogenaamde beau monde hier is niets dan een klein kringetje, ellendig, kleinsteedsch en vervelend; ik geloof niet dat er voor haar onder die lieden eene partij zal te doen zijn; en mij dan daarvoor op te offeren… "

»Gij hebt niets te verzuimen; gij moet het doen uit beginsel. Zij behoeft er niets anders te vinden dan gelegenheid om zich met gemak in de wereld te leeren bewegen."

Mijn vader mompelde zoo iets van verliezen en teleurstellingen, kostbare toiletten die er noodig zouden, enz. enz.

Lord William haalde de schouders op en zag hem aan met een doorborenden blik.

»John, John! welk een vader zijt gij? Over die bagatellen spreken wij later… "

»Daarbij is er geen chaperon; ik ken hier de vrouwen niet."

»Wij zullen ze leeren kennen. Meent gij misschien dat ik mijne winteravonden zal slijten met u op de sociëteit of bij uw heeren speelpartijen? Daar bedank ik hartelijk voor; en dan the poor child aan de verveling prijs geven? Dat zal niet gebeuren. De chaperon