Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/36

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

allerlei extraatjes leiden van fijne handschoenen, verlakte bottines, en in de verplichting brengen om er een éléganten rok op na te houden; mijne abdicatie, zooals men dat noemde, werd begrepen, mogelijk hier en daar bepraat en afgekeurd; maar ik had er spoedig geen last meer van. Jongen! men wordt zoo makkeIijk vergeten, als men vergeten wil zijn! Toch moet ik ter eere van mijne Haagsche kennissen zeggen, dat ik bij toevallige ontmoetingen nooit anders dan achting en welwillendheid heb gevonden. Ze hebben het mij heusch niet kwalijk genomen dat ik kluizenaar ben geworden, en het niet eens een onvergefelijke dwaasheid geacht, dat ik, arm zijnde, niet om den bluf, den schijn heb willen bewaren en toch meedoen, ware het ten koste van anderen, om ’t geen sommigen noemen: hunne eer op te houden! En nu, laten we gaan zien dat we wat te eten krijgen." Al sprekende had Leopold zijn overjas aangetrokken, zijn hoed en handschoenen genomen, en beiden stormden nu met gezwinden pas de trap af.




Jonker Leopold van Zonshoven aan Mr. Willem Verheyst.



Al had ik niet beloofd u een getrouw verslag te doen, beste Willem! van mijn wedervaren en bevindingen op mijn avontuurlijken tocht ter verovering eener bruid, toch zou ik er behoefte aan hebben, dat alles mede te deel en aan iemand, die luisteren wilde zonder repliek. En daar ik er vooralsnog geen sterveling, behalve den eenigen, die er niet buiten kon blijven (de notaris), inhalen wil, is het waarlijk een kansje voor mij, dat gij nu mogelijk. al door de Roode Zee glijdt, en ik dus alles aan ’t papier kan toevertrouwen, met de zekerheid, eenmaal door een vriend gelezen te worden, zonder dat ik mijn geheim verklap.

Ons afscheid was zoo brusk en gejaagd tusschen al die heele en halve kennissen in, waar we bij Paulez mee dineerden en waarvan enkelen u meenamen naar de sociëteit, dat ik niet meer in de gelegenheid was, om u kennis te geven van mijn besluit om reeds des anderen daags met den eersten trein naar Utrecht te vertrekken, om mijn verkenningstocht aan te vangen. Uwe mededeelingen hadden mijne nieuwsgierigheid geprikkeld, meer nog dan mijne hebzucht het was door het blinkend millioen, en