Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/37

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ik kon mijn ongeduld niet bedwingen tot uwe terugkomst van die particuliere audiëntie, die u op zulk eene geheimzinnige wijze, op zulk een ongewoon vroeg uur, was toegezegd, Ik hoopte altijd, dat ik u vóór uw definitief vertrek nog eens zou kunnen zien, om u vaarwel te zeggen; maar gij waart altijd par voies et par chemins in de laatste dagen en ik… neen, ik was niet op reis, maar zoo wat in een betooverd slot geraakt, waar ik wel niet door draken en reuzen, maar door mijn eigen wil en zucht tot volharding werd vastgehouden. Mogelijk nog wel door iets anders… maar daar ben ik nog niet zoo zeker van.

Om nog even op uwe zaken te komen, Gij zult nu zeker beter weten, dan ik het vatten kan, hoe uw patroon staat met zijne zenders, en hoe dezen het op hunne beurt zullen maken met hunne dwarskijkers. Als ik aan dat alles denk, komt de wensch bij mij op, dat gij liever aan mijn voorstel haddet gehoor gegeven, om mijn wel en wee te deelen, dan u mee te laten vangen in dat striknet der intrigue, waaruit geen van de partijen, die er in betrokken zijn, ongeschonden te voorschijn kan komen. Maar gij zult mij antwoorden, dat gij volkomen onkundig waart van deze valsche verhouding, toen gij uw woord gaaft, en dat het overige uwe zaak niet is, en daarin hebt gij gelijk. Uw patroon kan de stormen aan deze zijde van den Oceaan onbekommerd zien opsteken; zijn hoofd zullen ze toch niet treffen: zijne positie is voor het bepaalde getal jaren verzeekerd, en de uwe evenzeer. Gij hebt intusschen van de gelegenheid geprofiteerd, om Indië te leeren kennen, en kunt met die kennis veel goeds doen en veel kwaads voorkomen, als men naar u zal willen luisteren, voilà la question. Iemand die dat zeker zou gedaan hebben, en die hoog noodig zou gehad hebben dat gij hem uwe voorlichting bleeft geven, is schrijver dezes, die waarlijk onder zeer bezwaarlijke en gecompliceerde omstandigheden tot handelen zal worden gedwongen. Naar mijn eigen gevoelen is de zaak mijner fortuin nogal vlottende. Wel is door de waardige erflaatster alles gedaan, wat noodig was, om die voor goed te verzekeren; maar er zijn oogenblikken, waarin mij de onweerstandelijke lust overvalt, om mij van alles af te maken, liever dan het instrument te zijn, om de wraakzucht d’outre tombe van Jonkvrouw Roselaer tot de Werve te dienen: een grijsaard uit zijn erfgoed te verdrijven en eene arme zwerfster te maken van eene weeze, die door hare afkomst een recht heeft op de