onbeweegbare hardheid, wiens kleeding het juiste midden hield tusschen het slaafsch navolgen der mode, en het verzaken harer wetten, stapte met eene bedaarde langzaamheid, die misschien aan zijne eenigszins gevorderde jaren was toe te schrijven, aan wal, en richtte zich naar het veerhuis. Hem volgde vlug en met losheid een bevallig jongeling, wiens elegant reisgewaad en geheel uiterlijk den Parijzenaar deed vermoeden; echter scheen een kleine uitroep, die hem tegen de scheepslieden ontglipte, mij toe den Deenschen tongval te verraden. De Deensche vlag, die van hunne stag waaide, scheen dit te bevestigen. Die heeren konden de kapitein en de stuurman niet welen; want twee mannen, die als zoodanig licht te onderscheiden waren, bleven op het dek heen en weder gaan en bevelen geven. Eene nieuwsgierigheid, die ik niet konde overwinnen, deed mij eenige oogenblikken vertoeven; nu eens starende op het fraaie, rank gebouwde jacht, en dan weder op het huis, waar de mannen waren binnengegaan, als voelde ik bij intuïtie dat daar iets buitengewoons, iets vreeselijks voorviel. Toch verwijderde ik mij reeds, toen mijne vreemdelingen terugkwamen. Nu echter voerde de jonge man aan zijn arm eene liefelijke vrouwengestalte, bloeiend en jeugdig, met een aardig gezichtje, schitterende van frischheid en leven. Met de hulp van haar geleider bevond zij zich spoedig op het verdek; de andere heer volgde; twee matrozen scheepten een paar zware reiskoffers in, en weder stak het vaartuig van den oever; reeds had het die plaats bereikt, waar het kronkelende kanaal een bocht vormt, en nog oogde ik het na, zonder iets meer te zien dan den mast en de stengen, toen opeens uit het huis eene vrouw te voorschijn schoot, die met wilde gebaren tot dicht bij het water naderde, en op den toon der hartverscheurendste wanhoop uitriep; »Het offer is te groot, te groot voor mijne kracht: ik eisch haar terug! Marielle! geef mij mijne Marielle weder!” Daarop, alsof zij nu eerst zag, dat het jacht niet meer daar was; alsof zij nu eerst begreep, dat
Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/128
Uiterlijk