Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/190

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


VERGELDING



Ook onder Hendrik VIII heeft Engeland dagen gekend van eendracht en rust, waarin de koning zijne burgers niet moordde in den naam van een geloofsverschil, want niemand had nog getwijfeld en niemand getwist; waarin hij zijne edelen niet inkerkerde en zijne bisschoppen niet afzette, omdat ze het algemeen opperhoofd der Kerk trouwer waren dan zijne nieuwe staatkunde; want hij zelf noemde zich nog een zoon der Kerk, en hij had nog geene staatkunde, die met Rome’s rechten streed; waarin hij geene schavotten oprichtte voor zijne vrouwen; want hij hield zich nog tevreden in zijn kuischen echt met de vrome Katharina; en de bloem van Boleijn, welker geuren gif zouden walmen over het koninkrijk, was nog een gesloten knop! Het was tegelijk een tijdstip van vrede met de naburen, en het stond dus burgers en edelen vrij, zich onverdeeld en onbekommerd te wijden aan de plichten van hun beroep, aan de eischen van hun stand, aan de bejagingen hunner eerzucht, of aan de rustiger neiging tot het kalme landleven.

De edelman, wiens zaal wij binnentreden, en dien wij zien zitten aan eene tafel in het midden derzelve, kon wel tot die laatsten behooren; zijne jaren ten minste hadden hem er het recht toe gegeven, want Archibald, hertog van