Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/194

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ééne uitdrukking van haar gelaat klaagde haar aan. Zoo de lady werkeIijk veel tijd gebruikt had voor haar spiegel, was het echter geen verspilde te noemen; en zij had eer van de moeite aan haar voorkomen besteed. De kleine huif van zwart fluweel, waarvan de opstaande rand, met lichtblauw satijn gevoerd, vóór puntig uitliep als een diadeem, en geheel met groote heldere paarlen was bezet, omsloot bevallig het zacht ovaal van haar aangezicht, en deed de kleur en den glans van het gescheiden haar, glad en bruin als mahoniehout, beter uitkomen. Een kantensluier, met zilvergebloemte doorweven, die aan dat kapje was vastgehecht, hing glanzig en luchtig over hals en schouders. Haar kleed, evenals dat haars echtgenoots, van zwart fluweel, was lang en ruim, met wit dons omzoomd, en hing vóór open, opdat het prachtig onderkleed van wit zilverlijken niet gansch onopgemerkt gedragen mocht worden. Eene zoogenoemde châtelaine van goud en edelgesteenten omgaf de middel, die, meer weelderig dan fijn, in eene juiste verhouding stond tot de volle, ronde, volmaakt blanke armen, meer getooid dan gedekt door de loshangende mouwen, evenals het kleed met dons geboord, en omstreeks de buiging van den bovenarm opgenomen en vastgehouden door een schitterend sieraad, een haak van saffiersteen, in den vorm van eene ruit, kunstig in goud gezet. Zoo was haar tooi, rijk zonder overlading van siersels. niet eentonig door kleurloosheid, noch snijdend door veelheid van kleuren, volkomen passende dan de treffende waardigheid van hare gestalte, en aan de edele ongemaaktheid van haar voorkomen.

Archibald ging haar eenige schreden tegemoet, en bood haar de hand met eene hoffelijkheid, die vermomde, welke andere gewaarwordingen in zijn gemoed mochten omgaan; toch sprak hij ernstig: Gij hebt mij laten wachten. mylady!

— Het was zonder opzet, mylord! antwoordde zij kalm en natuurlijk: eene kleine ramp met mijn kleed; mijne vrouwen waren heden ongemeen onhandig.