Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/207

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ëischt en nu zeker verbeurd; zelfs niet, al waart gij sterk en krachtig, en mijn geslacht tot sieraad, zooals nu tot schande; mijne gemalin of hare kinderen erven mijn naam en bezitting, tenzij het mogelijk ware en bewezen wierde, dat uw broeder lord William een erfgenaam had nagelaten! Dit is mijn besluit, dat ik bezwere bij God en St. Joris! Gij weet, of gij verder iets te hopen hebt, en daarom verberg u, of ik zal u verbergen; blijf een doode, of gij zijt het! Houd u dit voor gezegd, en nu vaarwel… en Archibald wendde zich opnieuw van hem weg, en trad naar eene zijdeur van het vertrek. — Het is dan gedaan! riep de jongeling met wanhoop. Voor het minst laat mij nog eenmaal uwe knieën omhelzen, vader! De hertog schuddezwij gend het hoofd. — Heer! gij weet, dat ik gehoorzamen moet: gun mij nog eenmaal te bidden in uwe kapel… Archibald knikte toestemmend: Alleen herinner u, dat ik zonder barmhartigheid zijn zal, zoo gij spreken durft!

— De dooden spreken niet, heer! riep de monnik… en de deur van ‘s hertogs kabinet viel achter hem toe.

Lady Metella’s geschiedenis hebben wij geraden uit de onsamenhangende woorden, die haat of toorn in den mond namen, of die zij zelve met bitterheid uitsprak. Haar hart is ons niet duidelijk geworden; wij gaan het bespieden.

Neen, het was niet waar, wat die mannen lasterden; niet uit ijdelen hoogmoed of lage hebzucht had die jonge vrouw zich verbonden aan dien grijsaard, schoon ze hem liefhad, noch eerde. Niet vrijwillig en uit eigene keuze, schoon, voor het oog der menschen, zonder dwang. Een zedelijke dwang had haar daartoe verplicht. Zij had eene gelofte afgelegd, hoewel nog te jong voor de vervulling. Een vader had de gelofte geëischt op zijn sterfbed, dat zij de rijkdommen van Maxwell ruilen zou tegen de hertogskroon van Eastland, door haar huwelijk met den erfgenaam. Lord William was haar voorgesteld als een schoon, moedig jongeling, en de jonge Lady, met eene diepvoelende