Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/215

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

eenig voorwendsel te vinden zou zijn; maar vooreerst vond hij het niet, want de jonge lord was van een uitnemend verstand en eene zonderlinge geschiktheid tot de oefeningen des geestes, aan welke te ontwikkelen en te volmaken, wij, naar onze krachten, hebben medegewerkt. Het was opmerkelijk en wel treurig, dat de hand des Heeren het booze opzet van den vader kwam steunen. De arme Raphaël, die vrij meer vermetel was in het onderzoeken van de geheimenissen van Gods schepping, dan voor een wijs en geloovig christen paste, had zich bij een hevig onweder naar den omgang van een der torens begeven, om de uitwerking van den bliksem op het landschap waar te nemen. Ten uiterste ontrust over zoodanige waaghalzerij, was Matthews, de hofmeester, den jongen lord gevolgd, om hem te waarschuwen en van zijn inval af te brengen… maar het was te laat.

»Een schichtige bliksemslag, gevolgd door een geweldigen knal des donders, schudde en verlichtte tegelijk de donkere wenteltrap, die hij opklom; die slag had den jongeling getroffen; hij lag in stuiptrekkingen neder, toen de hofmeester bij hem kwam; de balustrade van den omgang had geleden, en, zonderling! het vaantje van geslagen koper met het uitgesneden wapen der Eastlands was gesmolten, alsof met het onheil van dit symbool derzelver val besloten was.

»Het duurde lang, eer lord Raphaël het doodsgevaarte boven was, want reeds de schrik en de hevigheid van den schok had den zijn zwak gestel op het vreeselijkst aangetast. Toen hij eindelijk uit eene lange ziekte als hersteld oprees, was hij aan de rechterzijde geheel verlamd, hand en voet beide onbruikbaar; hij was toen zeventien jaar. Hoewel Mylord Eastland alleen twee personen, Matthews en mij, tot zijne oppassing toegelaten had, en de andere lieden van het kasteel in volstrekte onzekerheid liet omtrent den toestand van hun jongen heer, bezocht hij zelf zijn zoon bijna dagelijks. Maar wij bemerkten spoedig, dat de jongeling doodelijk neerslachtig was na elk dier bezoeken, en ten laatste zoo neergedrukt werd, en zulke onsamenhangende woord-