Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/92

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

De onrust, het verlangen, de onzekerheid en alle gewone en geheime kwellingen der liefde hadden Magallons gemoed verbitterd en verstaald. Zij was fier, ernstig, achterdochtig, hevig en hartstochtelijk geworden, maar zij ontwikkelde daarbij eene vastheid en eene kracht, die slechts haar oorsprong kon hebben uit eene groote en krachtige ziel.

Peppa daarentegen had zich neergebogen onder haar geheim lijden, zij leefde van weemoed en van verborgen tranen, zij was zachter dan ooit, buigzamer dan te voren, en scheen met hare benevelde oogen rond te zien naar een staf om hare teerheid te steunen. Zij was zwak geworden, maar het was die veerkrachtige zwakheid, die niet zoude breken onder het lijden, maar die zich zacht en lieflijk en vast zoude hechten aan wie haar hart geluk bracht en den steun dien zij noodig had.

Aan het einde van een dag, waarop de arme jonkvrouwen evenzeer waren gekweld geworden door haar vader als door hare verloofden, over de bepaling der toekomstige verbintenis, hadden beiden met eene eenheid van zin, die sinds lang niet meer de hare was, de versche lucht gezocht op een der breede vensterbalkons van het huis, dat het vrije vergezicht gaf op de zee en door de straat St. Giovanni. Zwijgend staarden beiden naar het donker en lieflijk avondrood, waarmede wij onze beschrijving van Malta aanvingen, en dat juist dáár langer aanhoudt dan in eenig oord der wereld. Beiden toch schenen hare gedachten eene andere richting te laten gaan, ten minste Peppa zuchtte bij wijlen met een verholen traantje in het oog, en Magallon bleef het vaste, vurige oog gericht houden op den zeekant en een fier en blijmoedig glimlachje plooide zich om haar mond, in het einde toch brak zij het zwijgen af en Peppa's hand nemende, zeide zij haar:

— Zuster, gij zijt treurig en ik raad de oorzaak, gij hebt den goeden Matteo uwe kwade luim getoond, en nu lijdt gij onder zelfverwijt.