Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/116

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

lingen zijn aangevallen gezag te betwisten, en eene aanwassende gunst, die in zich zelve de bouwstoffen harer slooping met zich droeg te verontrusten.

»Neen! niet op den persoon des Graven van Devonshire doelde hij in zijn toorn, niet tegen dezen enkelen was zijn staatkundige haat gericht; eene gansche partij, de talrijkste helft der natie, meer dan één doorluchtig hoofd moest in Courtenays val medegesleept worden; daartegen voerde hij strijd! Daarom ried hij omzichtigheid en geene overhaasting; daarom hield hij nog altijd Benefields zelfzuchtige wraakoefening terug; daarom wiegde en bedwelmde hij Darleys vurige driften door sterke beloften van aanzien en macht, en verbood vooralsnog die slang haar slachtoffer te omkronkelen.

Men denke toch niet, dat de staatsman middelerwijl zijne eigene ontwerpen opgaf. Rustig werkte hij voort aan de onderhandelingen met Spanje, luimde ongemerkt elken tegenstand weg, onderhield vriendschap, had samenkomsten met den gezant, en won het Parlement voor het Spaansche huwelijk. Dit alles echter niet geheel zonder voorkennis der Koningin, die zich geliet alsof zij genoegen nam in het voorstel van den Keizer, hetzij in de bewustheid dat, zelfs al ware alles geregeld, ééne enkele onvervulbare clause, door haar licht te verzinnen, het geheele contract in duigen zou kunnen werpen, hetzij om bij eigene handelingen onbelemmerd te zijn en bevrijd van lastige aanzoeken; hetzij omdat zij door de schijnbare aanstalten tot dat huwelijk den geliefde wilde dwingen, zelf tot eene verklaring te komen, die zij tot hiertoe te vergeefs had trachten uit te lokken op gezamenlijke uitstapjes naar Windsor, of bij een kort verblijf te Hampton-court, waar zij dan étiquette en hoofschen dwang verbande — doch altijd zonder gevolg. Devonshire betoonde haar hartstochtelijke trouwen ridderlijke vriendschap, maar met den eerbied van een onderdaan en de angstvallige nauwgezetheid van een hoveling. De Graaf gevoelde zich echter, hoewel de glans van rijkdom en onbetwiste macht hem omgaf, gansch niet gelukkig. De dwang, dien hij zich moest opleggen in zijne betrekking tot Elisabeth; de volstrekte onmogelijkheid waarin hij was om haar te bezoeken — want de Koningin vorderde zijn bijzijn ieder uur, en hij gevoelde te wel het gevaar,