Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/137

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Wat moet ik de… Lady… van uwentwege zeggen?” vroeg Devonshire met eene lichte siddering in den toon zijner stem.

Maria liet het hoofd op de hand rusten, en na eenig aarzelen gaf zij ten antwoord: — »Wat raadt gij mij, Graaf?”

Snel wilde Courtenay antwoorden; zijne schoone oogen vonkelden, een vluchtig rood kleurde zijn edel voorhoofd, zijne lippen bewogen zich om te spreken zooals zijn hart het opgaf. Doch op eens herdacht hij zijn eed; kil en zwaar als een rots steen drukte het gewicht daarvan hem op de borst, en hij brak dien niet. Met machtige zelfbeheersching sprak hij, vast en verstaanbaar: — »Niet ik, Mylady, alleen uw hart moet hier spreken.”

Maria bedacht zich nogmaals. Mogelijk voelde zij inderdaad eene opwelling van zusterliefde, of ten minste wilde zij, na dit beroep op haar hart, den schijn daarvan aannemen, toen zij hervatte:

»Zie gij dan toe of haar iets ontbreekt, en verzeker haar dat daarin voorzien zal worden. Geef haar vrijheid de personen te noemen, die zij van tijd tot tijd zien wil. — En nu, Mylords! laat ons scheiden; deze gesprekken hebben mij vermoeid.”

Devonshire voerde daarop de Koningin uit de zaal, terwijl de jonge Gravin van Salisbury en andere vrouwen, welke dien dag den dienst waarnamen, haar snel volgden. Spoedig gingen nu ook de overigen uiteen. Belangstelling, nieuwsgierigheid en eer bied hadden hun tot hiertoe een diep stilzwijgen doen bewaren; zelfs achtten de meesten het ook nu nog ongeraden, hunne gedachten over het voorgevallene te kennen te geven. Williams alleen trad op Arundel toe, en riep uit:

»Het heil mijner ziel gaf ik er voor, zoo ik u mocht vergezellen!”

»Gij spreekt wartaal, Robert!” viel Lady Williams hem in de rede. »De overdrevenste fabelen, die ooit de uitzinnigste dichter bijeenbracht, zijn waarschijnlijk bij de zotheden die gij u door het hoofd laat gaan.” Tegelijkertijd trok zij met krachtigen arm haar zoon met zich voort, die geen wederstand bood, maar zuchtend volgde.