Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/16

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Na zich overtuigd te hebben, dat niemand in den omtrek nabij hen was, wendde een der ruiters, die eenige passen voor uit reed, zich om tot zijn metgezel en vroeg met gedempte stem: »Yorick! zijt gij er zeker van, dat uit het laatste dorp ons niemand gevolgd is?”

»Bij St. Patrick! geen levende ziel, Mylord! of het moest de stomme bedelmonnik zijn, dien wij nu reeds tweemalen ont moet hebben en wien uwe Lordschap in de drift om voort te komen telkenkeer een goudstuk toewierp, ’t geen ronduit ge zegd, niet voorzichtig was, want het had zijne nieuwsgierigheid kunnen opwekken.”

»Als ik dit vermoeden kon, keerde ik nog terug!”

»Terugkeeren!?” zeide de andere met eene mengeling van verwondering en ongeloof, en zoo de Lord op het thans bedekte gelaat van zijn metgezel had kunnen lezen,. dan ware hem zeker de half spotachtige uitdrukking daarop met ontgaan. Ernstig echter vervolgde deze: »En al ware hij ons gevolgd, wij heb ben van hem niets te vreezen;de man mist het gebruik zijner tong en hij kent waarschijnlijk uwe Lordschap niet.”

»Weet gij, Yorick! wat mij bij dezen tocht het meest hindert? Ik waá persoonlijk zoo weinig! en den goeden naam mijner zeer waarde dame zet ik op het spel, als men vernam dat vermomde mannen zich op ongelegen uren naar haar verblijf begeven, Daarenboven, mij te moeten verbergen! op zij af te sluipen als een Duitsche roofridder, daar ligt iets in dat… dat men met een woord zoude kunnen noemen, nooit voor iemand uit mijn geslacht nog gebruikt.”

»En dat er nimmer voor gebruikt worden zal, edele Lord. Neen, waarlijk het is geene lafheid, maar een vermetel verach ten van elke hindernis, zooals alleen U invallen kan op den losweg uitgesproken wensch eener dame Londen heimelijk te verlaten op een oogenblik dat de halve bevolking naar de vensters van uw verblijf opgaapt, om slechts de pluim uwer barret in ’t oog te krijgen; van Whitehall weg te blijven, onder een voorwendsel waarvan de onwaarheid zoo licht te ontdekken is, terwijl men er naar uwe tegenwoordigheid reikhalst; u niet een maal tijd te gunnen, om te bekomen van het uitgestane leed een er sombere gevangenschap, onophoudelijk voort te rennen,