Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/172

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Verdoemde huichelaar! … mij voor te preeken!” dacht de ridder bij zich zelven; doch hij zag in, dat het luchtgeven van die gedachte eenigszins ontijdig zoude geweest zijn; ook wilde hij iets antwoorden van berouw, van wegsleepende schoonheid, enz., doch het binnenkomen van een derde, hun bondgenoot Darley, verhinderde hem daarin. Deze zag zeer bleek, groette den Kanselier eerbiedig, maakte eene lichte buiging voor Benefield, en wierp zich toen met zichtbare moedeloosheid aan het eind der tafel op een stoel.

»Wat is dat, master Darley? vroeg de Kanselier, met eenige verwondering. »Gij schijnt zeer ontdaan? Zijn de berichten, die gij komt brengen, even somber als uw gelaat?”

»Er komt veel in van brand en samenzwering, Mylord! Doch dit is het niet, wat mij ontzet: aan het huis van Bealow gekomen, vond ik het ledig!”

»Pouah! meent gij dat de vogels ontsnapt zijn?” viel Benefield in.

Gardiner sloeg een strengen blik op den ridder en sprak toen, terwijl hij Darley uitvorschend aanzag:

»En wat kan daarin gelegen zijn dat u treft, jongeling! Die lieden zijn in goede bewaring gebracht; het is geschied op mijn bevel, en het was noodzakelijk.”

Een donkere gloed verspreidde zich over Darleys fijne trekken.

»Mylord Kanselier, gij bekleedt een te eerwaardigen rang om u in te laten met de lage wraakneming van een Benefield!”

»Knaap!” riep deze, en vloog op.

»In mijne tegenwoordigheid!,’ zeide Gardiner, en zag beiden scherp aan; daarop richtte hij zich tot den page:

»Hier wordt geen bijzonder belang beoogd, master Darley. Die Bealow, een verstokt afvallige, zal het middel zijn, waardoor de noodzakelijke val van den gevaarlijken Devonshire bewerk stelligd wordt.”

»Ik meende dat daartoe reeds bouwstoffen genoeg voorhanden waren, zonder die in zijne beste daden te zoeken. Maar ik zeg u, Mylord, dat ik de hand niet leenen wil, om dit ongelukkige huisgezin in nog grootere ellende te brengen. Zie af van uwe plannen met hen, of, bij den hemel! ik maak den Graaf met de reden van hun plotseling verdwijnen bekend!”