Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/171

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dan deze Courtenay door zijne tusschenkomst in de zaak van dit Luthersch huisgezin. Maria is een steunpilaar van de Heilige Kerk; doch zij is slechts eene vrouw! Ik wil niet zeggen eene zwakke vrouw; maar toch zulk eene, die terugdeinzen zal als er veel bloed stroomen moet, en die niet met volharding eene gansche sekte te vuur en te zwaard vervolgen zal, zoo haar hart daarin niet evenveel deelneemt als haar gevoel van godsdienstplicht. Daarom moet haar gunsteling verwikkeld worden in de belangen der belijders van de nieuwe leer, opdat zij hen verdelgen moge om zijnentwil. Dan zullen hare opgeruide hartstochten blindelings de richting volgen, die ik aangeef, en terwijl zij meenen zal slechts eene teleurstelling te wreken, bevordert zij de heiligste zaak: de uitroeiing van de verfoeielijke ketters en de volkomene zegepraal der Kerk!”

Benefield had den Kanselier met een stomp welbehagen aan gestaard. Het was duidelijk te zien dat hij hem niet begreep.

»Als dat uwe bedoeling was, hoogwaardige Heer! dan had men hem wel terstond kunnen beschuldigen van verstand houding met dien ketterschen leeraar, zooals ik reeds heb willen doen.”

De geestelijke Lord haalde de schouders op, en hervatte:

»Dat was mijne meening niet, Sir! Ik wacht nu slechts eenige papieren af, die mij een vermoeden tot zekerheid zullen maken. Ik heb daartoe iemand hier bescheiden. Gij weet, de eenige bewoner van dit huis is een man, die geheel van mij afhangt; daarom vindt gij bij hem. zoolang gij zulks noodig hebt, eene veilige schuilplaats. Gij kunt mij hier van tijd tot tijd zien, want ik ben gewoon in dit huis de lieden te spreken, die ik aan mijne woning niet ontvangen kan. — Maar ik moet nog een ernstig woord tot u richten, Sir! Ik heb reden om zeer ontevreden te zijn over uw gedrag. Ik zeg u, dat dit de weg niet is om aanspraak te verkrijgen op tijdelijken en eeuwigen zegen. Gij geeft u onberaden over aan uwe dierlijke driften; gij wilt een goed Katholiek heeten en gij willigt ondeugden in, waarover zelfs een ketter zich zoude schamen. Vergeet nimmer, Sir! dat gij een der werktuigen zijt in de hand van God, om Zijne Kerk in ons vaderland te herstellen, en gedraag u betamelijk; leg u toe op heiligmaking en op meer reinheid van wandel.”