Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/174

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

schenden? Zoon der Kerk! wat schande is bij de menschen is eere voor God!”

Hier zweeg de Bisschop eenige oogenblikken, en peilde met een doordringend oog den indruk, dien zijne taal op den jongeling gemaakt had. Men ziet dat het hem niet moeielijk viel zijne booze plannen als noodwendige plichten voor te stellen, ze met een waas van heiligheid te omgeven, en een verraad te rechtvaardigen door de Heilige Schrift, die maar al te vaak door drogredenen en willekeurige uitleggingen dienstbaar wordt gemaakt aan de laagste bedoelingen.

Darley was opgestaan en had eene meer eerbiedige houding aangenomen.

De Kanselier vervolgde:

»Maar ook uwe schande naar de wereld wil ik niet. Er zijn reeds stappen gedaan om u eene luisterrijke plaats aan te wijzen onder de jonge edelen des rijks. Zijne Heiligheid weet van uwe trouwe diensten. Reeds is de Keizerlijke Infant op u door mij opmerkzaam gemaakt. Na den val van uw roekeloozen meester stel ik zelf u voor aan de Koningin. Met aanbevelingen van den Heiligen Stoel, gerugsteund door de gunst van Philips, om niet eens te spreken van hetgeen mijne vriendschap voor u bewerken kan; — met een innemend voorkomen en een fijn, schrander oordeel als het uwe: zoudt gij met dit alles u een trap van aanzien en macht denken kunnen zonder dien te bereiken? Maar dan ook standvastig, mijn zoon, en geen wankelen als het uur der uitvoering daar is!”

Reeds bij het begin dezer rede had Darleys gemoedsbeweging eene andere wending genomen. Al meer en meer week het beschamend zelfverwijt. Al sterker en sterker wond zijne eer zucht zich op. Van een woest vuur flonkerden zijne oogen, en met ademlooze aandacht luisterde hij. Toen Gardiner zweeg, ijlde hij op hem toe, met den lach der gestreelde ijdelheid op het gelaat, en wierp zich aan zijne voeten, met de belofte:

»Mylord, vergeef mij dat weifelen, ik zweer volharding!”

De Kanselier had hem nog niet kunnen oprichten, toen er een wezen binnentrad, dat aller aandacht afleidde en dat zelfs Benefield, die met wangunstige blikken op den page gestaard had, aantrok.