Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/24

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

bij eenig dieper indringen in de eigenlijke roerselen van het menschelijk gemoed, moest het niet meer verwonderen dat de dochter van Catharina van Arragon, die zachtmoedige gemalin van den wellustigen en grilligen Hendrik, een natuurlijken afkeer gevoelde voor haar, wier moeder de teisterende kwelgeest en de onverzoenlijkste vervolgster geweest was van die vrouw, wier aandenken zij met vrome kinderliefde in eere hield. Het was immers Anna Boleyn, die er den koning toe gebracht had, om zijne wettige gemalin op de onwettigste en wreedste wijze te verstooten en, ondanks hare smeekingen, hare volstrekte weigering van en standvastig verzetten tegen hunne scheiding, nog bij haar leven, met zijne listige minnares een tweede huwelijk aan te gaan, waarvan deze Elisabeth de vrucht was. Maria, in de nabijheid haars vaders gebleven, had het moeten aanzien, hoe de trotsche telg der Boleyns zich zegepralend op den troon nederzette, waarvan men hare moeder verdreef, hoe deze zich baadde in zingenot, glans en eer, terwijl gene in treurige bekrompenheid haar aanzijn voortsleepte. Zij had den dag beleefd, waarop men haar onder scherpe bedreigingen eene verklaring afperste, die de verongelijking van gene hielp bevorderen. Zelfs bij de wedervergelding des Hemels, die zij er in meende te zien, toen diezelfde Anna Boleyn nog dieper viel dan zij hare moeder had kunnen nederwerpen, daar zij op een schavot hare kortstondige grootheid met haar bloed betaalde, gelijk zij het vroeger met hare eer gedaan had; toen die vrouw, met voorbijgaan van haar eigen kind, in hare laatste levensdagen slechts de dochter der mishandelde Katharina wilde zien, om haar vergiffenis af te bidden — zelfs bij den gunstigen keer, dien haar lot nu genomen had, moest dit alles onvermijdelijk wrevel en wraaklust in haar doen ontwaken bij het zien van de telg uit een huwelijk, dat haar als natuurlijke dochter brandmerkte. Kon zij ook betuigingen van zusterlijke genegenheid oprecht achten uit den mond van haar, wier geluksster rees, naarmate de hare daalde? Het is waar, gemeenschappelijke grieven en rampen hadden de zusters enkele malen verbonden, maar het was slechts eene vereeniging geweest uit nooddwang, die op beider gemoed geen blijvenden indrukmaakte. Was het dus wonder, dat Maria bij hare zegevierende terugkomst in de hoofdstad