Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/247

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

nog in den kerker elke beschuldiging herroepen, die zijne papieren tegen den Graaf van Devonshire en tegen Mylady Elisabeth inhielden, of welke hij zich bij een zijner verhooren mocht hebben laten ontvallen. Hij heeft die verklaring herhaald op het schavot, ten aanhoore van het gansche volk, dat hij daarbij ten getuige geroepen heeft, en Hare Majesteit zendt mij om Uwe Hoogwaardigheid en den edelen Pairs te verzoeken, deze verklaring bij uwe verdere overwegingen niet uit het oog te verliezen.”

»Alles dwaasheid, Mylord Chandos!” zeide Gardiner, gloeiend van ergernis dat de strikken, waarin hij den Graaf zoo onherroepelijk meende verward te hebben, zoo op eens los vielen. »Er moeten schriftelijke bewijzen zijn. Aan eene verklaring als deze, onder de galg gedaan, kan geen gewicht gehecht worden.”

»Gij meent dus, Mylord!” sprak Chandos met vuur, »dat een mensch die op het punt staat zich voor zijn Oppersten Rechter te verantwoorden, den moed zal hebben met eene leugen, als laatsten ademtocht op de lippen, vóór Hem te verschijnen; en dat alleen uit zucht om nog eenmaal de menschen te bedriegen! Gelooft gijlieden dat, waardige Lords van dit gerechtshof?”

»Zoo vermetel is geen sterfelijk mensch!” riepen sommige rechters luide.

»Wyatt was een schelm, en zijne verklaring is valsch!” riep de voorzitter, met meer drift dan met zijne waardigheid bestaanbaar was, en een vlammenden blik rondom zich slaande, voegde hij er bij: »Men heeft het verstand der Koningin voor een oogenblik weten te benevelen, en daarvan op deze wijze partij getrokken; maar wij, rechters, moeten ons niet laten misleiden; ik houd den aangeklaagde voor schuldig; wie uwer durft het tegendeel…”

»Neen, neen, weêrhoud mij niet! Hierheen moet ik! Naar binnen, naar binnen! Ik draag de waarheid bij mij; ik moet hem redden!” klonk het op eens door de voorzaal, en tegelijk drong zich met wilde gebaren eene vrouw in de gerechtszaal. Hare kleeding was in eene vreeselijke wanorde. De gitzwarte lokken, ten deele door eene gebrokene haarnaald opgehouden,