Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/289

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Als men jong is en nog levenslust, nog gevoel heeft voor de schoonheden der natuur, en zich nog laat wegsleepen door de tooverwerken der kunst, dan moet het geweldig en smartelijk aangrijpen, dat denkbeeld: — dit rozeknopje zal ik niet als roos zien; als die vogel van hier trekt, zal ik niet meer leven, die zoetklinkende muziek niet meer hooren; die broze vlinder zal nog heenfladderen over mijn graf! — Zulk een leven, dat bij dagen te tellen is, geeft geen enkele aardsche vreugde meer; want men peinst slechts op de eeuwigheid, en zalig dan nog wie daaraan denken kan, zooals de Graaf van Devonshire, voor wien in de woorden eeuwigheid en vergelding geen schrik lag, maar blijmoedige hoop!

Een zonnige herfstdag — is in Padua niet de herfst lente? lokte Courtenay onder de bloeiende amandelboomen, om de onnatuurlijke koude van zijn lichaam, die niet af te wenden was, in de verwarmende zonnestralen te matigen. Hij leunde op den arm van Staunton, die uit Schotland tot hem was gekomen. Hij was een grijsaard van acht en twintig jaren, want zijne houding was gebukt, zijn gang slepend en weifelend, zijn vel dor en verschrompeld, zijne stem zwak en afgebroken, zijne oogen stonden mat en diep ingevallen, en toch was de adel zijner trekken niet geheel verloren gegaan onder de verwoesting van zijn lichaam; — die weemoedig vriendelijke glimlach was nóg de zijne; nóg droeg zijn wezen sporen van eene verhevene schoonheid, waarin men zich niet had kunnen vergissen.

Toen hij zich met moeite nedergezet had, zeide hij:

»Ik zal nu voor het laatst schrijven, Staunton! Het zal spoedig met mij gedaan zijn.”

Met een onderdrukten zucht en een blik van medelijden bracht deze hem schrijfgereedschap.

De Graaf voegde met bevende hand eenige letters bij een half voltooiden brief, trok een ring van zijn vinger, beschouwde dien voor het laatst, met kalm en weemoed, en sloot hem in het papier. Toen wierp hij het hoofd terug in Stauntons arm, en gaf den geest.

De trouwe dienaar bracht die laatste letteren aan Elisabeth. Men vindt ze in hare levensgeschiedenis terug. Ze zijn de roerende uitdrukking van een gevoel, dat het gansche leven van den Graaf van Devonshire bezield heeft.