Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/442

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

beveiligd waren tegen de aanraking van den vunzigen grond, dat geene duffe dampen haar den adem belemmerden. Ik was geketend aan handen en voeten, als een pleger van hoogverraad, en door de traliën van het kleine ronde venster kwam geen enkele zonnestraal, geen tochtje zuivere lucht tot mij, maar ik wist dat Maria vrij rondwandelde door haar vertrek, en dat zij in de frissche lucht verkwikking kon scheppen op de ruime galerij, die haar kerker omringde. Een schaarsch deel van hard brood en water was mijn eenig voedsel, maar ik wist dat Maria het recht had, zich op eigene kosten van goede spijzen te voorzien. Met gruwzame karigheid voorzag men mij nauw van de noodigste kleeding. Maar ik wist, dat mijne Maria de vrijheid bleef genieten hare schoonheid te verhoogen, door gewaden voegzaam aan haar rang — ik wist, dat van al mijn gemis Maria slechts één enkel met mij deelde, dat van de vrijheid, en hoe vurig ik er God voor dankte, weet alleen Hij, die mijne tranen heeft gezien, en mijne gebeden gehoord.”

Onder dit gedeelte van Martin’s verhaal, waren Thomas Grasham’s voorhoofd en gelaat gloeiend rood geworden, tranen glinsterden in zijn oog. Hij stond nu op.

»God zegene mijne Koningin!” riep hij, »maar hier is meer dan haar recht, hier is mishandeling, hier is wreedheid. Ik wil het haar zeggen, ik zal het haar nog heden zeggen. Martin; spreek mij niet meer van die ellende, ik kan dat niet uitstaan, en zoo ik het had kunnen weten… maar dat is te laat, veel te laat, doch ga voort, opdat ik zie hoe te verhelpen, wat nog te verhelpen is.”

»Tot zoolang was de vergelijking dus altijd in het voordeel van Maria, maar nu, nu komt het afgrijselijkste…” en de arme jonge man werd nog bleeker dan hij het reeds was. — »Na drie maanden herkreeg ik mijne vrijheid, zooals ik die verloren had, zonder ondervraging en zonder opheldering. Mijn gevangenbewaarder, wien ik alles had overgegeven wat ik van geld of van waarde bij mij droeg, was altijd spraakzaam geweest en rijk in mededeelingen omtrent hetgeen er voorviel in de andere gedeelten van de vesting. Zoo had ik altijd vernomen wat het meest mijne belangstelling wekte. Ditmaal echter zweeg hij op mijne vraag, of ook Lady Maria Gray hare vrijheid had