Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/447

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gen, door af te dalen van een stand, waarin zij niemand van de haren veilig zag tegen kommer, tegen onrust, tegen lotswisseling, tegen argwaan, tegen schande en zelfs tegen een bloedigen dood. Zuster van Johanna Gray, die men tegen haar wil had opgeheven tot een troon en die niets had gewonnen dan leed en smarte en het droevige voorrecht, om een gekroond hoofd neder te buigen onder het bloedige zwaard van den beul — zuster van Katharine Gray, die zooveel kwelling en zooveel vervolging had moeten dragen in den naam van een onzeker erfrecht op dienzelfden troon, die der oudere geene enkele vreugde had gegeven, moesten zulke schrikwekkende voorbeelden samenspannen met haar stillen eenvoudigen aard, om haar een sterken afkeer te geven van zoo droeve grootheid, en moest, naar haar beperkt oordeel, iedere schrede daarvan afgewend, eene zekere schrede verder zijn naar het kalme en vreedzame geluk, dat zij zocht. Zij zoude huwen, en zij zoude een echtgenoot huwen, dien zij liefhad, en die haar liefhad om haar zelve. Neen, het voorbeeld van Katharina schrikte haar niet af, die zich ingekerkerd zag en vervolgd, omdat zij naar eigen zin en zonder Elisabeth had gekozen. De keuze van Katharina was een graaf geweest, een hoog edelman, die rang en rechten hield onder den Engelschen adel, en die verwanten had, wier invloed en rijkdommen heerschzuchtige aanspraken zouden kunnen steunen, zoo eerzucht ontwaakte in het hoofd van den man aan eene Gray verbonden; maar hare keuze zoude eene andere zijn. In den burgerstand, in den lagen burgerstand, had zij den man gevonden, die haar de rustige genietingen van het huiselijk geluk zoude schenken en de veilige vergetelheid van een lagen staat. De fortuin die de omstandigheden haar gelaten hadden, was te gering voor hare onafhankelijkheid als Vorstin; maar als burgeres zou die strekken om in de ruimste onbekrompenheid te leven, zonder van eene Koninklijke verwante ondersteuning noodig te hebben Zij meende dus, dat zij zich nooit beter konde wapenen teger de heerschzuchtige achterdocht der Koningin, dan door de keuze van een echtgenoot, die haar voor altijd aan afzondering er verborgenheid wijdde, die haar, beter dan eenige andere, de gedachte van een troon afsloot, en meende tegelijk den zin voor zuinigheid der hooge verwante te vleien door haarte onthef-