Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/446

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Thomas Grasham van Greenwich terug. Maar hij keerde niet in zijne eigene sloep, die alleen bij wijze van geleide het grootere overdekte vaartuig volgde, dat den koopman huiswaarts voerde. Ook kwam hij niet alleen terug, maar hij geleidde eene vrouw, die dicht was gesluierd, en die door nog eene andere vrouw werd gevolgd. De gesluierde nam hij eerbiedig bij de hand, en voerde haar met eenig ceremonieel in zijn woonvertrek. Toen die vrouw het dichte regenkleed had afgeworpen, dat hare gestalte vermomde, had ieder die geen vreemdeling was aan het hof haar herkend: het was Lady Maria Gray. Zielesmart en kerkelijke opsluiting hadden eene lichte tint van bleekheid over haar gelaat geworpen, maar het was dat zachte, doorschijnende wit, dat zoo wel paste bij de teêre fijnheid harer liefelijke trekken, bij den weemoedigen opslag van haar diep donkerblauw oog en bij het goudblonde haar, dat even uit het enge kapje te voorschijn kwam en als een gulden lijst het effen voorhoofd omsloot. De deftige eenvoudigheid van haar gewaad, de zedige vermomming van den fieren hals onder de kanten guimpe, en de zachte waardigheid van hare houding, gaven haar zoo juist het voorkomen van haar toestand, dat ieder hier de droeve jonge vrouw zoude hebben uitgevonden, van zachte zeden, van stille wenschen, van een trouw liefhebbend hart, zonder eerzucht, zonder booze hartstochten, zonder behoefte tot schitteren of behoefte tot heerschen, maar in wier stil en vroom gemoed een rijkdom van vrouwelijke deugden rustte, die alleen een anderen stand dan den haren hadden noodig gehad, om zich heerlijk te ontwikkelen, en haar het geluk te geven, waarmede zij anderen zou de zegenen. Zij was alles, wat eene beminnelijke jonge vrouw zijn moest, slechts zij was te weinig Vorstin! Een klein gebrek in onze eeuw, waarin huiselijke deugden, in menig rijk van de begaafdste Vorstinnen uitgaan en dat althans behoorden te doen, maar dat eene groote fout was in de eeuw van Elisabeth, toen er nog scherpe afscheiding was tusschen Vorstinnen en gewone vrouwen, eene fout vooral voor eene Prinses uit het Suffolksche huis, die de tweede stond in de rije der mogelijke erfopvolging van den Engelschen troon. En toch de rampspoedige, wier gevoel zeker beter was ontwikkeld dan haar doorzicht, had gemeend wijs te handelen en voor hare rust te zor-