Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/50

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Koningin; dat geeft u zeker een pensioen of een riddergoed,” merkte de jonge page Athur Polus aan, met de lichtzinnige vermetelheid, der jeugd eigen.

Allen, behalve Gardiner, die echter een glimlach niet weer houden. kon, barstten in een schaterend gelach uit, omdat de knaap uitsprak wat zij allen dachten, want zonder het elkander mede te deelen, waren zij het er over eens, dat de Graaf van Devonshire bestemd was om aan het hof de groote rol van gunsteling te spelen, en er waren zelfs enkelen onder hen, die nog hooger verwachtingen koesterden van de toekomstige loopbaan diens edelmans. Van daar eene gespannen verwachting naar zijne komst en hoe hij ontvangen zoude worden; van daar een halfluid gemompel over eene ziekte, die sommigen voor gemaaktheid hielden.

Lord Chandos was zich zijner eigen oprechtheid te zeer bewust, om zich beleedigd te achten; toch antwoordde hij ernstig: »Jonker! zoo uw geheugen even scherp ware als uwe tong, dan zoudt gij u herinneren kunnen, dat Chandos nooit om hofgunst zijne woorden verdraaide.”

»Neen,” verzekerde Williams, »wij hebben wel mede gelachen, maar wij kennen allen uwe ongeveinsdheid, en dit moet ik u toegeven, ik weet niemand, die Devonshire niet voor een der waardigste edellieden houdt en die zeggen durft dat de Koningin aan een beteren dan hem hare gunst konde besteden!”

»Dat stemmen wij toe,” riepen de meesten, want behalve de door ons aangewezen personen waren er van tijd tot tijd meer hovelingen binnen gekomen.

»Ja,” mompelde Benefield met ergernis, »bij God! dat stem men ze nog toe!”

Daar naderde een page Lord Arundel: »De Graaf Courtenay is aangekomen!” — »Men opene de vleugeldeuren!” beval deze, en tot een der Kamerheeren vervolgde hij: »Baronet St. Orville, wees zoo goed Mylord van Devonshire tegemoet te gaan.” Benefield werd rood van ergernis. De Kanselier zag den Groot-Kamerheer eenigszins verwonderd aan, doch deze fluisterde hem in: »’t Zijn bepaalde orders, Mylord, en daarenboven is het een bloedverwant.”

De middendeuren openden zich, men hoorde de hellebaar-