Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/52

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

voegzaam verschijnen. Ontvangt mijn innigen dank voor uwe deelneming, edele Heeren! ik twijfel geenszins aan hare op rechtheid; het zal mij gelukkig maken, indien mijne terugkomst aan dit hof inderdaad iets tot uw genoegen kan toebrengen;” daarop naderde hij Gardiner. »Den hoogwaardigen Bisschop-Kanselier smeek ik om zijn zegen.”

»Die geworde u, Graaf! zoo waarachtig gij een getrouw zoon der Kerk zijt,”

»Wees gedankt, Mylord!”

Arundel had zich intusschen verwijderd. Nu drongen de anderen zich om den Graaf heen. Hij reikte allen de hand en tot Chandos zeide hij met een glimlach: »mijn goede kerkermeester!” doch deze trok hem ter zijde en fluisterde: »gij speelt den zieke waarlijk te erg; gij ziet er uit alsof… .” »Ik weet niet wat gij bedoelt, Sir!” hernam Courtenay en wendde zich van hem af.

»Die overdrijving is toch al te in ’t oog loopend,” sprak Williams zacht tot Benefield, die snel antwoordde:

»Bij St. Paul! wie te veel bewijst, bewijst niets; ook weet ik beter dan iemand…” hij vulde den zin echter niet aan, maar kleurde plotseling en zweeg.

»Neen, die lusteloosheid is niet gespeeld! Bij mijne dame, de schoone Graaf wankelt als hij gaat!” riep de dartele page, dien wij reeds kennen; »ik zal hem eens opvroolijken,” en snel de uitvoering bij het denkbeeld voegende, nam hij Benefield, die op niets verdacht was, bij de hand en hem tot dicht voor Courtenay voerende, zeide hij met een schalkschen lach: »Mylord van Devonshire! zie hier den edelen ridder Benefield, die zoozeer van ongeduld brandde, om u zijne hulde te bewijzen, dat hij geen anderen voorsteller konde afwachten dan een eenvoudigen page!” Benefield sidderde van woede en Courtenays gelaat trok ziob tot een flauwen glimlach, toen de ridder zich met eene stijve buiging van hem verwijderde onder de gesmoorde, spotternijen van sommigen, die, evenals de slimme knaap, op gemerkt hadden, dat hij alleen den afgod van den dag met wrevel had durven aanzien. De vergramde ridder trachtte zich te wreken en den Graaf, die niet ver van Gardiner af stond, met boosaardigen spot aanziende, begon hij, luider dan de