dit Tijdschrift in staat te stellen, kennis, smaak en, in voorkomende gevallen, gepaste voorbeelden ter navolging te verkrijgen; en dewijl hiertoe voortbrengselen uit alle tijden en van alle volken kunnen genomen worden, zoo zal dit hun van lieverlede een geschiedkundig en wetenschappelijk overzigt opleveren. Het zal tevens kunnen strekken, om vaderlandsche gebouwen of gedeelten daarvan, die thans bijna onbekend zijn, uit het stof der vergetelheid op te delven, derzelver meerdere of mindere verdiensten opzettelijk aan te toonen, en dezelve met meer bekende buitenlandsche voortbrengselen te vergelijken, ten einde hieruit belangrijke gevolgtrekkingen te maken. Ook zal dit gedeelte aan ieder, die een gebouw of eenig deel daarvan, alsmede het een of ander bouwkundig werk mogt hebben ontworpen en uitgevoerd, de gelegenheid verschaffen, om, ingeval naar zijn inzien hieraan iets nieuws of belangrijks kan gevonden worden, zijn werk of zijne inrigting openlijk bekend te maken, ten einde op die wijze de voldoening te genieten, dat de vruchten van zijnen geest meer algemeen kunnen beschouwd en beoordeeld worden.
Tot de tweede afdeeling zullen behooren alle mededeelingen en waarnemingen omtrent nieuwe uitvindingen en ontdekkingen, tot de Bouwkunst of derzelver onderdeelen betrekking hebbende; voorts opgaven van bijzondere handelwijzen aangaande het gebruik en de bereiding van de verschillende materialen, technische voorschriften en dergelijken; verder beschrijvingen van werktuigen en gereedschappen tot de Bouwkunst in betrekking staande, die bij de uitvoering der verschillende werkzaamheden van gebruik en toepassing kunnen wezen; alsmede van verschillende zamenstellingen, inrigtingen of constructiën van eenen meer ondergeschikten aard.
Dit gedeelte zal alzoo uitsluitend aan technische en wetenschappelijke belangen gewijd zijn. Het zal bijzonder geschikt wezen, om de lezers met de nieuwste vorderingen in het vak der Bouwkunst bekend te maken, alsmede om eigene ervaring, zelf gemaakte opmerkingen of genomene proeven ook aan anderen mede te deelen, om zoo doende elkander wederzijds van nut en dienst te kunnen zijn. Elkeen is niet in de gelegenheid, alle in de werkdadige beoefening der Bouwkunst voorkomende zaken of voorwerpen, zelf aan te wenden of te beproeven, alvorens dezelve tot eenig bepaald einde te bezigen; doch ingeval een ieder zijne bijzondere ondervinding, of zijne gemaakte opmerkingen bekend maakt, kan zulks van groot belang voor het algemeen zijn, daar men, anderen leerende, wederkeerig zelf nuttige wenken en lessen kan ontvangen. Zoo doende zal men, zich de verkregene mededeelingen ten nutte makende, zich zelven voor teleurstelling en anderen voor nuttelooze uitgaven of schade kunnen vrijwaren.
Pagina:Bouwkundige Bijdragen vol 01.djvu/11
Uiterlijk
Deze pagina is proefgelezen
V
VOORREDE.
2