Naar inhoud springen

Pagina:Bouwkundige Bijdragen vol 01.djvu/18

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

4

in de openbare bouwkunst, het eerst acht moet worden geslagen op doelmatigheid en hechtheid, waarbij de spaarzaamheid eenigzins op den achtergrond kan worden geplaatst, dewijl men de maatschappij als een onsterfelijk oneindig rijk persoon kan beschouwen, waardoor derzelver werken indrukwekkend moeten zijn door hunne sterkte, hunnen duur en rijkdom.
Bij de burgerlijke bouwkunst komt mede eene gemakkelijke inrigting in de eerste plaats in aanmerking, terwijl een mindere graad van hechtheid wordt gevorderd en spaarzaamheid daarentegen een vereischte wordt. Het burgerlijke woonhuis, met meer innerlijke dan uitwendige pracht voorzien, moet eene hechte bewoonbaarheid aantoonen.
Bij de landelijke en huishoudelijke bouwkunst staan gemakkelijkheid en spaarzaamheid niet minder op den voorgrond, terwijl de hechtheid ondergeschikt wordt. Een landhuis moet door een ongedwongen vrolijk uiterlijk, voornamelijk op ons gemoed werken. Even zoo zal ons eene verschillend bebouwde landstreek, met derzelver sleden en dorpen, een getrouw afbeeldsel geven van het op zoo velerlei wijzen bewogene leven, en ons door eene gestadige afwisseling van indrukken, aangename aandoeningen verwekken.
Hoe zoude ons echter eene landstreek voorkomen, waar de hiervoren bedoelde theoriën van schoonheid, met al haren omslag zich gevestigd hadden; waar men in plaats van alle liefelijke aandoeningen slechts verbazing konde gevoelen? Zeker niet beter dan een concert, waar, in plaats van eene harmonische zamenwerking der verschillende instrumenten, uitsluitend en aanhoudend op de pauken werd gespeeld, of een drama, waar alle nevenpersonen waren weggelaten, en slechts koningen en vorsten ten tooneele kwamen.
Indien wij nu het karakter der landelijke bouwkunst en haar eigendommelijk schoon nader willen doen uitkomen, zoo vinden wij, dat dezelve in waarheid bestaat:
Ten eerste, in de plaatsing der gebouwen. Hierbij valt voornamelijk op te merken, dat eene gemakkelijke en gezonde ligging der gebouwen, zoowel op zich zelven als met betrekking tot de verschillende hemelstreken, nooit aan de ongelukkige zucht naar symetrie mag worden opgeofferd.
Ten tweede, in eene doelmatige inrigting der gebouwen, waardoor hunne bestemming ook uiterlijk ten duidelijkste wordt aangetoond. — Ook hierbij moet de symetrie wel is waar niet, waar zij zich zelve aanbiedt, opgeofferd, maar nog veel minder, waar dit niet zoo is, met opofferingen gekocht worden. Hoe vele oorzaken van schilderachtig schoon in eene ongedwongene groepering der gebouwen en hunne aanhoorigheden gelegen zijn, zal wel niet behoeven te werden aangetoond.
Ten derde, in de doelmatige zuivere zamenstelling der afzonderlijke deelen van een gebouw. Hierbij komt vooreerst de keus en dan dc zamenvoeging der materialen in aanmerking. De hier op den voorgrond staande spaarzaamheid, moet altijd voor die bouwstoffen pleiten, welke hel digst bij de hand zijn, of met de geringste kosten aangevoerd kunnen woiden. — Iedere bouwstof is onder sommige omstandigheden doelmatig, en kan en mag derhalve gebezigd worden; zoo als gehouwen, gebakken en ongebakken steen; hout, stroo, mos enz. Te gelooven, dat leemwanden en stroodaken voorwerpen zijn,