Naar inhoud springen

Pagina:Bouwkundige Bijdragen vol 01.djvu/29

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

13


Fig. 8, pl. 1, stelt het profil van den in 1840 uitgevoerden dakstoel voor; fig, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16 en 17, zijn de onderdeelen zijner zamenstelling, alwaar dezelfde letters dezelfde voorwerpen als in fig: 8 aanduiden, en fig. 18 is het tweede model, waarover wij gesproken hebben.

 
 
 

OVER HET TOEVOEREN DER DAMPKRINGSLUCHT TOT GEHEEL AFGESLOTEN VERTREKKEN, EN OVER HET AANWENDEN DER VENTILATIE TEGEN KOUDE EN VOCHTIGHEID IN GEBOUWEN.

(Uit de Wiener Bauzeitung, medegedeeld door T. Rudolph).

 
 

Hoe moeijelijk het is, al de vertrekken van een groot gebouw zoo in te rigten en te verdeelen, dat elk derzelve volkomen aan zijne bestemming beantwoordt, zal wel iedereen, welke met de uitvoering der gebouwen belast is, dikwijls ondervonden hebben. Niettegenstaande alle ervarenheid, welke men bezit en de moeite, welke men zich geeft, is het niet zelden onmogelijk sommige localiteiten de voor hare bestemming noodige inrigting te verschaffen, zonder andere belangrijke vertrekken te benadeelen of op te offeren. Zoo zijn in eene spijskamer (ter bewaring van levensmiddelen), eene lage temperatuur, en zoo mogelijk ook licht, hoofdbehoeften; hoe zullen wij haar die verschaffen, wanneer de doelmatigste verdeeling der overige vertrekken, het niet toelaat, eene andere plaats te vinden, dan die, waar het haar bestendig aan licht ontbreekt? — Bij het ontwerp van het Seitzerhof-gebouw kwam ik in deze moeijelijkheid; doch door de navolgende verordening, welke in het vervolg zeer doelmatig is bevonden, hebben wij deze zwarigheid trachten te overwinnen.
In de, de spijskamer omsluitende, dikste muren liet ik regthoekige, 12 dm. (0,316 Ned. el) lange en 6 dm (0,158 Ned. el) breede, pijpne uit-