Naar inhoud springen

Pagina:Bouwkundige Bijdragen vol 01.djvu/32

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

16

den slechts zwakken steenen muur, eenige duimen van den hoofdmuur verwijderd, en door eene doelmatige ventilatie dat kwaad, het kome van binnen of van buiten, te keer te gaan.
Ten slotte merk ik nog aan, dat de tusschen twee muren ingeslotene luchtruimte, met de dampkringslucht door eenige openingen in verbinding moet staan, waardoor deze zich steeds kan hernieuwen. Het is het geschiktste, deze openingen daar, waar de muren vrijstaan, aan het hoogste en laagste punt aan te brengen.

 
 
 

HET ZIEKENHUIS TE ROTTERDAM.

 
 

Het nieuwe ziekenhuis is nog ver van voltooid te zijn; het is uitwendig nog onberaapt, de balustraden en hoofdgestellen zijn slechts gedeeltelijk gemetseld, de lantaarns zijn nog niet geplaatst, en inwendig is men nog minder gevorderd.
Men verspreidde onlangs het gerucht, dat het weder zou worden afgebroken, en wel; omdat het zoo sterk wegzakte; wij kunnen echter verzekeren, dat hieromtrent geene beraadslagingen hebben plaats gehad, noch voorstellen, daartoe betrekkelijk, zijn gedaan, maar dat in tegendeel het besluit genomen is, om met de verdere opbouwing voort te gaan, en dat dezer dagen door de regering van Rotterdam, ten dien einde sommen zijn aangewezen. Intusschen is het eene waarheid, dat het gebouw gezakt is, zelfs voor dat het tot de thans bestaande hoogte was opgetrokken; wij hebben getracht, de oorzaak daarvan te onderzoeken, en aarzelen niet, onze onpartijdige opmerkingen, voor zoover wij dezelve hebben kunnen inwinnen, aan de beoefenaars der bouwkunst mede te deelen.
Men heeft vier of vijf proefpalen geheid, die aantoonden, dat de palen voor de fondering eene lengte van zestien à zeventien ellen vorderden; deze zijn ook werkelijk geleverd en ingeheid geworden; geen van allen echter zoo, dat zij niet meer wilden zakken; een dennen mast van twee en twintig ellen lengte echter uitgezonderd, welke weigerde den derden dag weder in beweging te komen; denkelijk was het heiblok te ligt in vergelijking van de zwaarte van den mast of de persing der kleilaag. De overige gewone heipalen waren niet op den stuit te heijen; die van negentien ellen zakten op het laatst gemakkelijker dan die van zestien ellen. De grondboringen hebben geleerd, dat bijna het grootste gedeelte der stad Rotterdam staat op eenen grond, die, uitgezonderd de bovenkorst, uit veen en klei bestaat, het veen heeft van een tot vier ellen, de klei van dertien tot zestien ellen dikte, dan volgt na kleine afwisselingen eene zandlaag, en het is tot op deze laag, dat men gewoon is te heijen. De ondervinding heeft vooral geleerd, dat men ten streng-