Naar inhoud springen

Pagina:Bouwkundige Bijdragen vol 01.djvu/33

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

17

ste moest in acht nemen, de uiteinden der palen tot in deze zandlaag te heijen, en te zorgen, dat zij nimmer dezelve doordrongen, terwijl daardoor de palen veel minder wederstand boden; deze bekende maatregel is bij het heijen der palen van het ziekenhuis met de meeste zorg in acht genomen en toegepast geworden; wij moeten hier echter bijvoegen, dat het zand vloeizand is, en het aan bouwkundigen bekend is, dat dit bijna altoos eenen paal doorlaat, zelfs dan, wanneer hij niet voorzien is van ijzeren schoenen. Een ander zeer natuurlijk verschijnsel, bij het heijen opgemerkt, was, dat de palen, die eenen nacht gestaan hadden, verscheidene honderde slagen vorderden, eer men die weder in beweging kon brengen; dit werd veroorzaakt door de sterke zuiging der kleilaag, die, zoo als men bij ondervinding weet, eenen grooten wederstand biedt, om welke redenen een kundig heibaas nooit in zulke gronden eenen onvolheiden paal zal laten zitten tot den volgenden dag.
Onder het opbouwen werd de fondering niet alleen aangeaard, maar het terrein met meer dan twee ellen gronds opgehoogd, en kort daarna vertoonden zich de eerste verschijnselen der zakking; men begreep oogenblikkelijk de oorzaak, maar het was te laat, en men moest aan den tijd overlaten, wanneer deze zakking zoude ophouden, en maatregelen nemen om dezelve, zoo mogelijk, de minst nadeelige gevolgen te doen hebben.
Met het voorjaar toen de zetting van lieverlede begon op te houden, heeft men de fonderingen opgegraven, nagezien, en, hetgeen mogt geleden hebben, hersteld. Dit werk is nu voleindigd, en bij dit onderzoek werd voldingend bewezen, dat de zakking alleen moet toegeschreven worden, aan de inklinking der kleilaag, veroorzaakt niet alleen door de ophooging, maar ook door het voortdurend aanvoeren van eene groote hoeveelheid materialen, waarmede deze grond, die te voren nooit iets te dragen had, is bezwaard geworden. Dat dit werkelijk zoo is, blijkt uit vele kenteekenen: 1o. doordien geene zakking werd waargenomen, dáár, waar geene ophooging van grond heeft plaats gehad; 2o. door de zakking van den langen dennen mast, waarvan wij hiervoren spraken; 3o. doordien palen, welke verkeerd geslagen waren en daardoor ongebruikt moesten blijven, evenwel met de andere waren weggezakt, en door de zakking van eenen één-steens muur, welke slechts ter hoogte van vier ellen was opgetrokken, zoodat deze palen bijna niets te dragen hadden. Ook is de zakking belangrijk, wegens de regelmatigheid; zij vertoont eene kromme lijn, gelijk aan een slapgespannen touw of eenen ketting; de doorbuiging of zakking is in het midden het ergst en bereikt bijna een’ voet, terwijl zij op de uiteinden bijna op niet uitloopt.
Opmerkelijk is het tevens, hoe weinig de muren over het algemeen geleden hebben; allen zijn loodregt blijven staan, weinigen zijn gescheurd, en geenen, die niet zeer goed hersteld kunnen worden; zoodat er geene redenen bestaan, waarom dit gebouw zou moeten worden afgebroken, te meer, daar sedert eenen geruimen tijd aan de belangrijkste gedeelten geene beweging meer te bespeuren is.
Wij vertrouwen hierdoor genoegzaam de ware oorzaak te hebben aangetoond, welke aanleiding heeft gegeven, tot die tegenspoeden, waarmede dit gebouw eenigen tijd te kampen heeft gehad. Elk onbevooroordeeld bouwkun-

I. D.
3