Naar inhoud springen

Pagina:Bouwkundige Bijdragen vol 01.djvu/34

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

18

stenaar zal zich met ons verheugen, dat deze tegenspoeden alleen en uitsluitend moeten worden toegeschreven aan den slechten en slappen grond, waarop dit zware gebouw is opgetrokken, en voorzeker zal elk weldenkende het zich tot pligt stellen, de daaromtrent in omloop zijnde tegenstrijdigste geruchten te logenstraffen.
Gaarne hadden wij thans reeds zeer breedvoerig dit voor de kunst belangrijke gebouw, vooral wat het aesthetische betreft, behandeld; wij behouden ons voor, zoodra het deszelfs voltooijing meer nadert, hier op terug te komen; en willen nu slechts in het voorbijgaan zeggen, dat de inwendige verdeeling van het gebouw niets te wenschen overlaat; dat alle onderdeelen, daartoe betrekkelijk, met de uiterste zorg zijn bestudeerd en behandeld geworden; dat het uitwendige in den Lombardischen stijl, door eene stoute hand, met zeer veel gevoel en smaak is ontworpen, en het geheel een vrolijk aanzien oplevert, en dat eindelijk de ontwerper vooral in het oog heeft gehouden de toepassing onzer inlandsche materialen. Rotterdam zal dus weldra den lijders een gesticht aanbieden, waar zij alle mogelijke verzorging, gemakken en behoeften op de meest doelmatige wijze zullen vereenigd vinden, en de kundige en voortreffelijke bouwmeester zal alsdan dien roem inoogsten, waarop zijn verheven talent regtmatige aanspraak heeft.

Amsterdam,
September 1842.
E. S. Heijnincx, Mz.
 
 
 

LUCHTDIGTE DEUREN EN VENSTERS.

 
 

Men heeft onlangs in de constructie van deuren en vensters eene belangrijke verbetering aangebragt, waardoor men volkomen in staat is, het indringen der buitenlucht voor te komen. Onder de vele middelen, welke vroeger tot datzelfde einde zijn opgegeven en aangewend, verdient het volgende vooral in aanmerking te komen, omdat men het met geringe kosten kan aanbrengen.
Het is de bast van den kurkeik of het zoogenaamde kurk, hetwelk, om deszelfs eigendommelijke veerkracht en tevens om den weinigen invloed, welken de veranderingen van het weder op hetzelve te weeg brengen, op de volgende wijze gebezigd wordt.
Men schaaft in de vier regels van ieder raam of van iederen vleugel eene sponning, welke ongeveer eenen Nederlandschen duim breed en even zoo diep is, echter zoodanig, dat aan weêrszijde van deze sponning minstens een half duim staan blijft; in dezelve bevestigt men eene juist passende vierkant gesnedene reep kurk, zoodat het raam of de vleugel zijnen vorigen vorm weder terug bekomt. Op deze wijze verkrijgt men een luchtdigt venster, wijl het kurk door zijne veerkracht zich