Naar inhoud springen

Pagina:Busken Huet, Litterarische fantasiën en kritieken Deel 1 (1868).pdf/31

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en mededichters, om het gehalte zijns karakters, is aangemerkt als de natuurlijke en wettige aanvoerder van dat gedeelte der nederlandsche beschaving aan welks spits hij feitelijk stond; nog dienstiger tot verklaring daarvan is dit andere sonnet, het eerste der zes aan Christina gewijd:

 
Wanneer de Vorst des lichts slaat aan de gulden toomen
Zijn hand, en beurt omhoog aanzienlijk uit der zee
Zijn uitgespreide pruik van levend good, waarmeê
Hij nare angstvalligheid, en vaak, en kreuple droomen

Van 's menschen ligchaam strijkt, en berg, en bosch, en boomen.
En steden vollekrijk, en velden met het vee
In duisternis verdwaald, ons levert op hun stee;
Verheugt hij met den dag het aardrijk en de stroomen.

Maar de andre starren, als naijvrig van zijn licht,
Begraaft hij met zijn glans in duisternissen digt;
En van de ontelbre schaar mag 't niemand bij hem houwen.

Al eveneens, wanneer Uw geest den mijnen roert,
Worde ik gewaar dat gij in 't beilig aanschijn voert
Voor mij den dag, mijn Zon, den macht voor de andre vrouwen.

Brieven van Hooft aan Christina zijn in de uitgegeven verzameling niet voorhanden. Slechts kent men uit Van Vloten's Tesselschade een kort briefje aan haar van Anna Roemers, waarbij deze een exemplaar van haar vaders in 1614 uitgekomen Zinnepoppen aan de jonge mevrouw Hooft ten geschenke zendt. Doch als bijdrage tot de kennis van Christina's karakter heeft dat biljet geen waarde.

 
 
Cristina, de Drostin van Maiden, eert dit graf.
Nooit vrouw meer gunst verdiende, en min zich diende er af:

 
 

ook uit dit grafschrift niet, door Hooft tot hare gedachtenis vervaardigd en bestemd voor de zerk waaronder de vroeggestorvene rustte, leert men verstaan wat zij voor hem geweest is. En welligt zouden wij ons van den omvang der leegte, door haar dood in 's Drossaarts hart en woning gelaten, eene