Naar inhoud springen

Pagina:Busken Huet, Litterarische fantasiën en kritieken Deel 1 (1868).pdf/32

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

verkeerde voorstelling vormen, ware het niet dat hijzelf, in een brief aan Maria Tesselschade, geschreven eene maand na Christina's dood (men verschoone op nieuw om des geheels wil deze bijeenstelling van het bekende en minder bekende), haar eene in waarheid onvergankelijke zuil had opgerigt:

 
 

„Mejufvrouwe,

„De wijzen gebieden verliesbaar goed loshartig te lieven, en het verlorene zonder bedroeven over te zetten. Tot houden van het eerste gebod heb ik altoos zoo weinig wils gehad, dat het mij billijk aan magt mangelt om het tweede te volgen. Die nooit anders dan spelden en spijkers opzocht om 't geen hij beminde nagelvast in zijn harte te maken, hoe kan 't hem daar afgescheurd worden zonder ongeneeslijke reten te laten? Die gewoon was zelfs de geringste gunsten en begaafdheden van degene die hij opperlijk bezind hield uit te schilderen, en die beelden in zijne binnenborst als in eene kapelle te metsen, hoe kon hij zonder mistroostigheid zich zien verlaten van zijnen oppersten toeverlaat naast God? Evenwel heb ik het geloof niet dat droefheid deugd is, of kante mij met stijfzinnigheid tegen allen troost. Te zeer zoude mij wroegen de ongehoorzaamheid jegens degene die, onder haar uitersten wille, mij de verkwikking mijns gemoeds zoo ernstelijk bevolen heeft. Ik zoek de rouw niet, maar zij weet mij te vinden. Duizend en duizend dingen daags halen mijne schade op, en meten ze ten breedste uit. Dat de uiterlijke zinnen in 't gedacht dragen, moet er noodlijk plaats grijpen. Terwijl men op leed peinst, is de troost vergeten. Want niemand kan meer dan één ding tevens denken. Dit is een groot mangel in den menschelijken aard: alhoewel de snelheid der gedachten ten deele de schade boet, verdrijvende het eene gedacht het andere dat het niet uitsluiten kon. Die fraaije meesters van de kunst der hengenisse, eere zoude ik hun geven konden zij ons de vergetelheid leeren. Neen ook. Zoo waard is mij het vieren van de gedachtenis der verloren edelheid, dat ik eerder wenschte meer te lijden dan harer niet gedachtig te zijn. Of ik in verlies van overlieve kinderen door rouwe veroverd ben, is UE. bekend.