Pagina:Catalogus der schilderijen in het Museum Kunstliefde te Utrecht.djvu/21

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
xvii
van het museum.

toch later in de stedelijke collectie ten stadhuize gevonden werden [1].
 Zoo bleef de stedelijke collectie gedeeltelijk in het Stedelijk museum geëxposeerd, gedeeltelijk op de zolders van het stadhuis geborgen, totdat in 1870 het genootschap Kunstliefde het initiatief nam, om aan de verzameling eene betere plaats te bezorgen. Het genootschap had reeds nu en dan eenige aankoopen gedaan, enkele geschenken verkregen, en zoo was langzamerhand eene verzameling van 53 schilderijen en 60 teekeningen bijeengekomen [2], waaruit men nu besloot een openbaar schilderijen-museum te vormen. Men wendde zich bij schrijven van 1 November 1870 tot het gemeentebestuur met verzoek om van de gemeente in bruikleen ter expositie te mogen ontvangen alle op het stadhuis berustende schilderijen, die kunstwaarde bezaten. Het bestuur toonde zich dadelijk zeer ingenomen met de zaak en nadat eene schifting der schilderijen had plaats gehad (waarbij ook de naar den zolder verwezene stukken de revue passeerden) werd eene met wederzijdsch goedvinden ontworpen overeenkomst den 2 Mei 1872 door den gemeenteraad vastgesteld. Daarbij werden aan het genootschap Kunstliefde de volgende schilderijen voor zijn museum afgestaan:

No. 1. Een musiceerend gezelschap, door Jan Van Byler. (?) (No. 30.)
» 2. Figuren, door Jan Van Byler. (No. 29.)
» 3. Jupiter en Mercurius, door Jan Van Bronckhorst. (No. 26.)
» 4. Ruïne van den Dom, door Jan Van Kessel. 1675. (No. 58.)
» 5. Het afdanken der waardgelders op de Neude, door Hillegaart. (No. 49.)
» 6. Het afdanken der waardgelders op de Neude, door Droogsloot. (No 38 )
» 7 a—e. Portretten van Stichtenaren, die als bedevaarders het Heilige land bezocht hebben, door Jan Van Scorel. 5 stuks. (No. 7—10.)

  1. Tot de collectie van de gasthuizen behooren denkelijk ook nog: eene kapitale schilderij uit de 16e eeuw, voorstellende de Uitzending der twaalven (vermoedelijk afkomstig uit het Apostelgasthuis, — een altaarstuk, voorstellende eene H. Familie met St. Jan Baptist en St. Jan Evangelist, en het wapen van den Utrechtschen schilder-lombardhouder Octaviano Del Ponte en zijne echtgenoote Anna De Milan (c. 1600), — en eene zeer ruwe afbeelding van eene ziekenzaal uit het begin der 17e eeuw, — allen thans nog op het stadhuis berustende.
  2. Reglementen van het gen. Kunstliefde. Voorw. p. XXIII.