Pagina:Catalogus der schilderijen in het Museum Kunstliefde te Utrecht.djvu/9

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

GESCHIEDENIS VAN HET MUSEUM.




 Het genootsctiap Kunstliefde is opgericht den 12 October 1807. In de stichtingsoorkonde, die aan het hoofd der notulen prijkt, wordt over de oprichting van het genootschap medegedeeld, dat de heeren J. Kobell en P. C. Wonder, »kunstschilders,” en A. J. Van Mansvelt, F. C. Knoll en W. A. Haanebrink, »liefhebbers en werkende teekenaars” »in aanmerking genomen hebbende, dat de stad Utrecht zederd veele iaaren is beroemd geweest , binnen hunnen muuren te bezitten meesters van den eersten rang, en gaarne dien ouden roem dezer stad willende conserveeren en tot algemeen nut te doen herleeven, en daarbij dan ook opgemerkt hebbende, dat de tekenkonst alhier evenals in andere voorname steden van Holland kennelijk toenemende is”, »tot een spoediger aanwas als een point van behoeften tot vordering in die kunst” een »modern tekengezelschap naar het gekleed model” hadden tot stand gebracht, waarvan reeds dadelijk 31 personen leden werden. Als doeleinden van deze vereeniging werden genoemd het teekenen naar het gekleed model en het houden van maandelijksche kunstbeschouwingen [1]. Als model voor de inrichting van het genootschap schijnt gediend te hebben het oude Utrechtsche schilderscollege en zijne teekenacademie, die juist in 1807 door de vlucht van van haren directeur Van der Puyl den genadeslag ontvangen had, waarvan zij niet meer zou opkomen. Onder de directie van de leden Wonder en Kobell (later van Wonder alleen) won de jeugdige vereeniging allengs in krachten. Hare samenkomsten, aanvankelijk gehouden in »het Wapen van het Keizerrijk” Achter den Dom, werden in 1810 overgeplaatst naar de lokalen boven de stads-schermzaal in de Minderbroederstraat (thans het zoogenaamde gebouw Physica), waar zij


  1. Notulen van het genootschap Kunstliefde.