Pagina:Conscience, De omwenteling van 1830 (1882).pdf/12

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en er ontstond tusschen mij en de schepsels, die rond mij groeiden en leefden, een soort van onuitlegbare samenneiging als waren planten en dieren voor mij gezellen en vrienden geweest, die bewustheid hadden van mijne tegenwoordigheid en van mijne liefde.....

"Bij zulke beschouwingen zag ik meer in de natuur dan zij werkelijk bevat, en zij kreeg voor mij, boven hare ware schoonheid nog al de pracht, haar door eene geestdriftige verbeelding bijgezet. Een gevoel van eerbiedige bewondering voor het werk des Scheppers groeide in mij, en niet zelden hief ik den ontstelden blik in de hoogte, om dankbaar op tezien tot Hem, die alles heeft gemaakt."

Men herkent aan deze woorden des schrijvers de bron, waaraan hij heeft geput tot het opstellen van het schoone werk Eenige bladzijden uit het boek der natuur. Het is inderdaad gedurende zijn verblijf in de kluis ten Groenen Hoek, dat Conscience den grijsaard heeft ontmoet, wiens zoet en indrukwekkend beeld zijn gansche werk beheerscht en, met de poëzie der verbeelding, het tevens de bekoorlijkheid der waarheid bijzet.

Hendrik leefde te midden dezer indrukken tot op zijn veertiende jaar.

Op dit tijdstip werd de toestand van het huisgezin door eene gewichtige gebeurtenis veranderd. Vader Conscience werd zijne lange eenzaamheid moede, ging een tweede huwelijk aan, ofschoon hij reeds zijn zeven en veertigste jaar had bereikt, verkocht de kluis ten Groenen Hoek, en ging zich metterwoon te Borgerhout, eene gemeente bij Antwerpen, vestigen. Zijne nieuwe echtgenoote was eene jonge vrouw van vijf en twintig jaar, goed en eenvoudig van harte, en die, volgens wat Conscience zegt, voorzag, dat God haar kinderen zou verleenen. Haar vooruitzicht verwezenlijkte zich inderdaad: haar werden beurtelings negen kinderen geschonken. Bij den spoedigen aangroei des huisgezins begon zij, als eene zorgvuldige moeder, de strengste spaarzaamheid in te voeren, en eischte, dat de beide jongens, die nu groot genoeg waren om een beroep of ambacht te leeren, wierden opgeleid, om zoohaast mogelijk hunnen eigen kost te kunnen verdienen, zooals men zegt. In eenen geheimen raad, waarin naar gewoonte de belanghebbenden niet werden geroepen, besliste men dat de oudste, die geleerd was, onderwijzer zou worden, en de tweede, die struisch en sterk was, schrijnwerker.

Er was alsdan in het voorgeborchte Borgerhout eene school, welke onder de leiding van M. Verkammen, een man, dien Conscience met dankbaarheid noemt, voor geene van de beste scholen der stad moest achteruitstaan. De jonge Hendrik werd er heengezonden, eerst als leerling; maar welhaast werd hij er hulponderwijzer voor de mindere klassen. M. Verkammen nam