Pagina:Conscience, De omwenteling van 1830 (1882).pdf/53

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vecht, dat zich voor alsdan nog bij geweervuur en kanongebulder op eenigen afstand bepaalde.

Hier stortte een onzer trommelaars, Bilocq genaamd, door eenen kogel in het been getroffen, ten gronde.

Een sergeant van ons bataljon, een Brusselaar met name Jacques, was zoodanig door strijdlust aangejaagd, dat hij bij het terugwijken der Hollanders met eenige grenadiers zijner compagnie door hunne slagorde was geraakt, en onverwachts tegen de ruiters aanviel, die den oppergeneraal des vijands, Prins van Saksen-Weimar, omringden. De Belgische sergeant richtte reeds zijne bajonet tot den prins en meende hem te doorsteken; doch de ruiters vielen in macht op hem aan: hij en zijne gezellen werden neergesabeld. Men wilde den sergeant voorts afmaken en dooden; de prins weerhield zijne mannen, nam den dapperen Jacques onder zijne bescherming en deed hem achteruit van het slagveld dragen.[1]

De veldslag duurde voort; ik, als eenvoudig strijder kon niet weten wat er op eenige stappen van mij geschiedde; ik zag niets vóór mij dan eene onmeetbare wolk rook, die de slagorde des vijands afteekende; ik hoorde niets dan de duizenden geweerschoten, die zich tot een aanhoudend geknal vermengden, de ontzaglijke stem der kanonnen, die den IJzerberg onder onze voeten deden sidderen, het gefluit der kogels, het gehuil der ballen en bijwijlen ook het gekerm mijner broeders, die met afgerukte leden of doorboorde ingewanden nedervielen en eenen pijnlijken doodskreet slaakten of, stervend, nog den nationalen roep aanhieven: "Leve de Vrijheid! Leve Leopold!"

Op dit oogenblik kreeg ons regiment bevel om zich langs de zijden des vijands uit te spreiden en hem door een scherpschuttersvuur te verontrusten.

Wij zakten den berg af, tusschen de stad Leuven en het slagveld; dáár werden wij volgens krijgsgebruik over eene lange uitgestrektheid gronds verdeeld, derwijze, dat op elke vijf of zes stappen zich slechts een paar mannen bevonden.

De grond was zeer bewogen en de velden nog met den oogst overdekt, zoodat wij wel de Hollanders, onze vijanden, op de helling van den berg zagen staan, maar echter onze eigene gezellen slechts gedeeltelijk konden zien.

Ik bevond mij met eenen soldaat boven den boord van eenen hollen weg, die wel tien voet diepte had; en, alhoewel wij zeer

  1. De sergeant Jacques had vele wonden, waarvan vier of vijf aan het hoofd. De Prins van Saksen-Weimar heeft hem in het hospitaal te Leuven doen verzorgen en hem, zoo men zeide, zelf aan den Koning der Belgen aanbevolen. Nu is de heer Jacques kapitein in het Belgische leger; het eerekruis op zijne borst is de belooning zijner moedige daad in den slag van Leuven.