Pagina:Constitutie voor het Koningrijk Holland (1806).pdf/18

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd


Art. 52.

De Leden der Vergadering van Hun Hoog Mogende moeten zijn Stemgeregtigde Burgers, den vollen ouderdom van dertig jaren bereikt hebbende, geboren binnen het Koningrijk, of in de Koloniën of Bezittingen van den Staat, en binnen dat Departement, van wegens het welk zij benoemd worden, gedurende de laatste zes jaren vóór hunne benoeming hebbende gewoond ; zij mogen elkanderen niet bestaan tot in den derden graad van Bloedverwantschap of Zwagerschap, dat is de betrekking tusschen de Man en zijner Vrouwe Bloedverwanten.

Het vereischte van inwoning sluit niet uit de zoodanigen, die Reipublicæ causa zijn afwezig geweest.


Art. 53.

De Leden van Hun Hoog Mogende mogen te gelijker tijd, noch Ministers van Staat, noch effective Leden van den Staatsraad, noch van eenig Nationaal Collegie, noch Leden van een Departementaal Bestuur, Raad van Finantiën of eenig Geregtshof zijn, noch te gelijker tijd een der voorname comptabele of andere hooge Ambten bekleeden.


Art. 54.

Dadelijk na de opening van elke Zitting, zal de Vergadering van Hun Hoog Mogende overgaan tot de benoeming van een President, gekozen uit de Leden der Vergadering.