Pagina:Constitutie voor het Koningrijk Holland (1806).pdf/24

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Art. 74.

Het Nationaal Geregtshof oordeelt over alle Actiën waar in de Staat als Gedaagde wordt aangesproken.


Art. 75.

Wanneer de Staat, of wel eenige Gemeenelands Collegiën, Ontvangers, Rentmeesters of andere Agendarissen, in derzelver qualiteit voor het Nationaal Geregtshof in regten betrokken worden, zullen Hun Hoog Mogende, op voordragt van den Koning, het algemeen belang zulks vorderende, hetzelve Hof kunnen aanschrijven, om met de cognitie der zaak, het zij voor eenen bepaalden, het zij voor eenen onbepaalden tijd, te supersederen, en is het Nationaal Geregtshof verpligt, aan zoodanige aanschrijving te defereren; zullende de Koning, Hun Hoog Mogende niet vergaderd zijnde, tot het doen van eene provisionele aanschrijving tot dat oogmerk, bevoegd zijn.


Art. 76.

Het Nationaal Geregtshof heeft speciaal toezigt over de Geregtshoven en Regtbanken in het Koningrijk ; het kan derzelver Vonnissen en Handelingen, voor zoo verre deze met de Wetten, aangaande de administratie der Justitie, en de form van Regtspleging strijdig zijn, schorsen en vernietigen ; hetzelve zal echter nimmer bevoegd zijn, zich in de beoordeeling der zaak zelve intelaten.

Art. 77.

Aan het Nationaal Geregtshof valt hooger beroep van alle