Pagina:Constitutie voor het Koningrijk Holland (1806).pdf/28

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

In de vierde plaats,Dat zijne voornaamste belangen gelegen zijn, zich te verzekeren van eene magtige bescherming, onder dewelke hetzelve vrijelijk zijne nijverheid moge uitoefenen, en zich handhaven in 't bezit van zijn Grondgebied, van zijnen Koophandel, en van zijne Volkplantingen.

In de vijfde plaats,Dat het Fransche Keizerrijk een zeer wezenlijk belang heeft in 't geluk van het Volk van Holland, in den voorspoed van dezen Staat, en in de duurzaamheid van zijne instellingen, zoo wel uit aanmerking, dat de noordelijke Grenzen van dit Keizerrijk zijn open liggende, en van sterke Vestingen ontbloot, als met betrekking tot deszelfs algemeene staatkundige grondbeginzelen en belangen :

Hebben tot derzelver Ministers Plenipotentiarissen benoemd, te weten :


Zijne Majesteit de Keizer der Franschen en Koning van Italiën, de Heer Charles Maurice Talleyrand, Groot-Kamerheer, Minister van Buitenlandsche Zaken, Groot Kruis van het Legioen van Eer, Ridder van de Orde van den Zwarten en Rooden Adelaar van Pruissen, van de Orde van St. Hubert, enz. enz.

En Zijne Excellentie de Heer Raadpensionaris, de Heeren Carel Hendrik Verhuell, Vice-Admiraal en Minister van de Marine der Bataafsche Republiek, Lid van het Legioen van Eer,

Isaac Jan Alexander Gogel, Minister van Finantiën.