Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/103

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Maar hij hield haar vast en zoende haar met hele kleine vlugge zoentjes.

— Laat nu Addy, ik wil niet...

Maar hij zoende haar dan met een regen van vlugge zoentjes, die haar kriebelden, tot zij glimlachte...

— Kijk nu weer lief!

— Neen, ik wil niet.

— Kom, kijk nu weer eens lief!

— Neen, ik wil niet lief kijken...

Maar zij lachte al, begreep, dat haar jaloezie heus te dol was...

Van der Welcke dan, na den eten, was blij, dat het zijn beurt was. Somber teruggekomen van de Plaats, had Addy hem aan tafel opgevrolijkt... Soms zelfs was Addy heel dol. Dan wilde hij ravotten met zijn vader en Van der Welcke wilde wel, tot Addy een plekje uitvond tussen papa's vest en zijn broek, waar hij heel gevoelig was en hij hem kriebelde, dol, daar, op dat plekje.

— Addy, schei uit! riep Van der Welcke dan, vaderlijk doende, eerbied willende opwekken.

Maar Addy, dol, pakte papa om zijn middel, kietelde hem op het gevoelige plekje.

— Addy, ik geef je een pak ransel!

En Van der Welcke wrong zich, zenuwachtig, liep dol door de kamer, liep de kamer uit, achtervolgd door zijn demon.

— Addy, als je niet uitscheidt, krijg je een pak slaag, dat je...

Maar de jongen was niet meer te houden en Van der Welcke, om het plekje, deed laagheden, smeekte, kreeg al een dollach als Addy er maar naar wees.

— Addy... wees toch niet zo flauw! riep Constance van uit de salon.

Dan rende hij naar zijn moeder.

— Zo, ben je weer jaloers... Willen we dan wat vrijen?

Maar zijn vader riep hem, verwijtend.

— Kom Addy, laten we nu wat fietsen...

En hij was als een jonge hond, liep van de een naar de ander, sprong eindelijk gek op zijn wiel en Constance, heimelijk, zag hem na, spurtende van der Welcke voorbij; voorover op zijn wiel, trappende als een razende. Dan was zij gelukkig, omdat hij vrolijk was, als een kind.

Emilie was een paar dagen getrouwd, toen Addy zei, aan tafel:

— Ik heb vanmiddag gewandeld met Henri van Naghel en zijn vriend Kees Hijdrecht.

— Maar Addy, zei Constance, zeer prikkelbaar die dag. Wat wandel je toch met die jongens? Vinden ze het zo amusant met jou te wandelen? Waarom ga je liever niet eens naar de jongens van tante Adolfine... Die zijn van je leeftijd.

— Nu, ik kan wel begrijpen, dat Addy meer gesteld is op Henri... liet Van der Welcke zich, ongelukkig, ontsnappen.