zijn vriend. Hij wist niet of je geheel op orde was... Ik zei, dat hij eens moest komen eten, en... als het je niet te lastig is — heb ik hem nu maar voor overmorgen gevraagd.
— Ik vind wel, dat hij eerst een visite had kunnen maken.
— Hij zou morgen een kaartje brengen... Maar als je het niet goed vindt, schrijf ik hem af.
— Neen, het is goed, zei Constance.
Zij had van natuur een behoefte in zich om haar huis gastvrij te maken. Maar er was tot nog toe een huivering in haar geweest, om nog ooit iemand aan tafel te vragen, behalve Gerrit en Adeline, doodgewoon, en, een enkele keer, Paul...
Paul kwam die avond juist aan.
— Heb je er iets op tegen, dat ik Paul er bij vraag? vroeg zij aan haar man.
— Neen, zeker niet; Paul is charmant...
Paul nam gaarne aan. De avond van het dinertje kwam hij het eerst.
— Addy eet bij Gerrit en Adeline, zeide zij; dat is gezelliger voor hem...
— Maar het ziet er allerliefst bij je uit! zei Paul enthousiast.
Zij had een aardige, kleine salon, intiem en gezellig, vrolijk van veel bloemen in vazen. En zij zag er allerliefst uit, jong, met haar mooi blank, rond gezicht van rijpere vrouw, een glimlach in de kuiltjes van de buiging harer lippen, omdat zij van nature had een beminnelijkheid om gastvrouw te zijn. Paul, van al zijn zusters, vond haar de mooiste, in haar zwarte japon nu: zwarte mousseline-de-soie, met zwarte kant geïncrusteerd, diafaan wemelend over witte taf. Er was in haar kamers, in haarzelf een gedistingeerde intimiteit van vrouw van de wereld, die Paul nog niet bij haar had opgemerkt, omdat hij haar tot nog toe meer had gezien òf geheel intiem — in haar slaapkamer — òf op de zeer drukke familie-avonden. Het was of zij nu kwam tot haar recht. Ja, zoals zij Van Vreeswijck verwelkomde nu, met een paar zachte woorden van scherts — Paul vond haar eenvoudig aanbiddelijk. Ineens begreep hij, dat zij een tien jaar geleden eenvoudig onwederstaanbaar had kunnen zijn, Nu nog, had zij zo iets jongs, liefs, innemends, moois, gedistingeerds, dat zijn zuster voor hem een openbaring was. Zij was een exquize vrouw.
Zij had geen knecht genomen; de tweede meid zou bedienen. Zij trok zelf de portière open zodat de eetkamer zichtbaar werd, en, zonder de arm van Van Vreeswijck te nemen, vroeg zij haar heren aan tafel te komen. Een roze licht van kaarsen in schermpjes dommelde over de tafel, waarover heen slingerde een tak van druiven en roze rozen en chevelure-de-Vénus, tussen het kristal en het zilver.
— Maar het is allerliefst! dacht Paul, want hij kon het nog niet aan zijn zuster zeggen, daar Constance en Van der Welcke